Veelgestelde vragen

Vind je jou vraag hier niet tussen, stuur hem via het contactformulier aan ons door.

School

Kan mijn dove/slechthorende kind naar een reguliere school?

Sinds 2015 is de wet passend onderwijs van kracht. Dit betekent dat elk kind naar een gewone reguliere school kan.  Het vinden van de juiste school is soms nog wel een zoektocht. Daarom is het van belang dat je je er goed op voorbereidt. Zorg vooraf dat je duidelijk in kaart hebt wat nodig is voor jou kind. Klik voor meer informatie hier.

Is er een type reguliere school dat goed werkt voor dove/slechthorende kinderen?

Nee, er is geen bepaald type reguliere school dat goed werkt. Ieder kind is weer anders. Het is in ieder geval belangrijk om een doof/slechthorend kind duidelijk structuur te geven. Voor dove/slechthorende kinderen die goed zelfstandig kunnen leren en werken kan het prettig zijn om te kiezen voor Montessori-onderwijs. Dat heeft ook als voordeel dat niet de hele dag gefocust hoeft te worden op de leerkracht en/of de tolk. Voor dove/slechthorende kinderen die niet zo goed zelfstandig kunnen werken kan het fijn zijn om gewoon klassikaal onderwijs te volgen. Over het algemeen geldt dat onderwijs in ieder geval duidelijk moet zijn voor het dove/slechthorende kind in wat hij/zij moet doen.

We zoeken een reguliere basisschool voor ons kind. Is er een checklist die we mee kunnen nemen voor de eerste gesprek(ken)?

Voor de checklist klik hier (in de maak). Verder is het heel belangrijk dat het hele team van de school achter de komst van het dove / slechthorende kind staat. Het kind moet minimaal 8 jaar  daar heen en dat moet voor iedereen duidelijk zijn.

We hebben een reguliere school gevonden. Echter is men afhoudend omdat ze denken dat gebrek aan expertise rondom doofheid/slechthorendheid lastig zal zijn. Is het nodig dat een school zelf expertise heeft?

De kans is klein dat er zich een doof of slechthorend kind meldt op een reguliere school. Soms zit er 10 jaar tussen het ene en het volgende kind. De opgebouwde expertise verdwijnt dan ook weer snel. De school moet zich ervan bewust zijn dat het in sommige leerbehoeften niet kan voorzien en moeten er open voor staan om expertise van buitenaf binnen te halen.

Wat kunnen we van een reguliere school zelf vragen qua ondersteuning?

Als de school samen met de ouders een OPP opstelt zullen daar automatisch de onderwijsbehoeften uit voortvloeien. De school kan dan kijken of ze zelf daarin kan voorzien. Of dat het nodig is om daarvoor hulp van buitenaf aan te trekken. De hulp voor deze kinderen komt normaliter van een  instelling voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen. Het is afhankelijk van waar je woont welke instelling wordt toegewezen voor het regelen van de gewenste hulp. Als blijkt dat zij ook niet de gewenste hulp kunnen bieden, dan is het mogelijk om verder te kijken. Naar bijvoorbeeld wat een samenwerkingsverband of de gemeente kan betekenen.

Mijn kind gaat volgend jaar naar het voortgezet onderwijs. Is er een checklist?

Ja. Voor meer informatie klik dan hier.

Tevens heeft de Simea ook alle regels rondom toetsen en examinering voor dove/slechthorende kinderen op een rij gezet.

Wat kan ik doen als ik het niet eens ben met de aanpak van de school?

Als je er met school niet uitkomt zijn er verschillende mogelijkheden. Ten eerste: de AB’er. Als begeleiding vanuit de instelling zou jouw AB’er de wensen van jullie als ouders moeten ondersteunen. Is er geen AB’er of werkt deze niet in je voordeel? Dan kun je een onderwijsconsulent inschakelen. Onderwijsconsulenten werken onafhankelijk. Zij zijn er ter ondersteuning van de ouders. Echter hebben zij geen of nauwelijks verstand van doof of slechthorendheid dus zullen ze ervaring/ kennis nodig hebben. De stichting InfoDeSK heeft al vaker ondersteuning gegeven aan ouders die de gang naar een onderwijsconsulent hebben gemaakt.

Arrangementen van instellingen voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen

Wat is een ‘instelling voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen’ (voorheen cluster 2)?

Een instelling voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen is een school of een dienst speciaal voor dove/slechthorende/TOS kinderen. Dit wordt ook wel de Cluster2 genoemd. De instellingen zijn Kentalis, Auris, Vitus-Zuid, Viertaal. Binnen deze vier zijn er andere scholen/organisaties. Zo hoort Taalbrug bijvoorbeeld bij Vitus-Zuid. Een instelling heeft van de overheid het geld en de opdracht gekregen om zelf passend onderwijs voor onze kinderen in te vullen en te borgen. Daarom staan onze kinderen buiten het samenwerkingsverband. Het is een aparte regeling vanuit de overheid. Hier is voor gekozen omdat de expertise rondom dove en slechthorende kinderen van oudsher bij de instellingen ligt. Men was bang dat als doof en slechthorend binnen het samenwerkingsverband zou gaan vallen, geld en expertise zouden “verdampen”.

Wat houdt een ‘arrangement’ in? Hoe weet ik dat die arrangement past bij mijn kind?

Als een reguliere school het kind aanmeldt bij een  instelling voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen zullen zij aan hand van eigen richtlijnen kijken of het kind in aanmerking komt voor een arrangement. De “hoogte” van het arrangement wordt bepaald door oa de hoormogelijkheden, communicatieve zelfredzaamheid ed. Kinderen die voornamelijk “dooffunctionerend” zijn, krijgen vaak een medium arrangement. Kinderen die slechthorend functioneren krijgen vaak een licht arrangement. Wat het arrangement nu precies inhoudt is niet helder. Elke ambulante begeleidingsdienst vult dat weer anders in. Daarom is het van belang dat je het duidelijk hebt/krijgt voor jezelf als ouder wat voor jouw kind nodig is. Leidend zijn de leerbehoeften van het kind centraal. Dus het gaat niet om wat de beschikbare mogelijkheden zijn binnen een arrangement, bij een bepaalde instelling of dienst. Het gaat erom wat je kind nodig heeft. Ook als dat valt buiten de mogelijkheden die aangereikt worden.

Mijn kind komt niet of niet meer in aanmerking voor een arrangement, wat nu?

Dit is een vreemde situatie maar komt helaas steeds vaker voor. In basis is een OPP (OntwikkelingsPerspectiefPlan) leidend voor de leerbehoeften en dus ondersteuning van het kind. School en ouders stellen dit OPP samen op. Echter kan het gebeuren dat de richtlijnen van de instellingen bepalen dat het kind niet meer in aanmerking komt voor een arrangement. Dit komt omdat de richtlijnen uitgaan van hoormogelijkheden. En zodanig niet kijken naar de leerbehoeften die voor elk kind weer anders zijn. Er is geen “standaardmaat”. Het gaat niet zozeer om wat een kind hoort, wat de hoormogelijkheden zijn. Het gaat erom wat een kind niet kan horen en dus wat er aan informatie gemist wordt. Dat laatste kan beschouwd worden als een probleem. En bepaalt dus wat de leerbehoefte is. Als er geen arrangement afgegeven wordt zal de school andere mogelijkheden moeten zoeken om toch in de leerbehoeften van het kind te kunnen voorzien. De school heeft namelijk een zorgplicht via vastlegging in de OPP. Hier blijkt dus hoe belangrijk het OPP is. Als er een goed OPP ligt, inclusief duidelijke onderbouwde doelen, moet het uitgevoerd worden. Partijen die andere mogelijkheden kunnen bieden zijn bijvoorbeeld de samenwerkingsverband of de gemeente.

Ons kind krijgt te weinig begeleiding vanuit het arrangement. Kunnen we meer uren aanvragen?

Dit kan mits het duidelijk wordt vanuit wat er beschreven staat in het OPP. Als blijkt dat de leerbehoefte niet/niet voldoende volgende worden ingevuld kan er meer begeleiding worden aangevraagd. Dat kan ook als de doelen die staan in het OPP niet/niet voldoende worden behaald. Daarom is het OPP een belangrijk document. Hierin kan alles goed bijgehouden en vastgelegd worden.

Neonatale gehoorscreening

Wat is de procedure als ik hoor dat mijn kind doof/slechthorend is (negatieve uitslag na gehoorscreening)? Waar vind ik informatie hierover?

Alles rondom de neonatale gehoorscreening staat beschreven op de website van de RIVM. De bedoeling van deze screening is om zo snel mogelijk hoorproblemen te traceren zodat er vervolgens een interventieplan opgesteld kan worden. Binnen 6 maanden moet er plan van aanpak zijn, mocht duidelijk zijn dat de hoorproblemen blijvend zijn. Er kunnen (flinke) vertragingen ontstaan. Er zijn bijvoorbeeld meerdere ouderervaringen van op de wachtlijst komen te staan voor vervolgonderzoeken. Via de site van de RIVM vind je alle informatie en contactgegevens hoe je in dat geval dan kunt handelen. Ook kan je het probleem bij ons meldpunt aanmelden.

Wat als er heel lang gewacht moet worden op een hoortoestel of CI?

Dat betekent dat het kind gedurende het wachten geen of weinig toegang heeft tot gesproken taal. De taalontwikkeling komt dus in het gedrang. Om dit te voorkomen en dus toch een goede start te kunnen maken is het handig om de Nederlandse Gebarentaal (NGT) in te zetten. Dan komt taalontwikkeling tenminste zeker weten op gang. Het taalgebied in de hersenen maakt overigens geen onderscheid tussen gesproken taal of gebarentaal. Het is dus belangrijk dat je als ouders zo snel mogelijk toegang krijgt tot oudercursussen NGT. Het audiologisch centrum zou deze toegang moeten regelen. Sommige audiologische centra raden oudercursussen NmG (Nederlands ondersteund met Gebaren) aan. Echter is NmG een systeem waarin het gesproken Nederlands qua woordvolgorde hier en daar wordt ondersteund met een gebaar. Dit is lastig omdat er nog geen basis ligt van het gesproken Nederlands. Dus hoe kun je dan NmG goed gebruiken? Cruciaal is dat er eerst een taalbasis komt te liggen. Juist dat kan met een tweetalige benadering: via het visuele van NGT het gesproken Nederlands aanbieden. In ieder geval is het af te raden om te wachten met taalaanbod tot er CI operatie/ plaatsing van hoortoestellen mogelijk is. Alle tijd dat gewacht wordt (en dus niets ondernomen wordt qua taalontwikkeling) is verloren tijd.

Taal

Moeten we als ouders kiezen tussen gebarentaal en gesproken taal?

Nee, er hoeft niet perse gekozen te worden. Het is geen óf /óf verhaal. Er kan gekozen worden voor én/én. De talen bijten elkaar niet. Dat heeft te maken met auditief input versus visueel input. Het gesproken Nederlands wordt auditief opgevangen. Door gehoorverlies zal dat auditief opvangen nooit 100% zijn. Er zullen altijd gaten zijn. Nederlandse Gebarentaal (NGT) is een visuele taal en wordt met de ogen opgevangen. Er is 100% toegang en er zijn geen gaten. Via NGT kan er een taalbasis worden gelegd juist voor het gesproken Nederlands vanwege de ongelimiteerde toegankelijkheid. Cruciaal is dat een doof/slechthorend kind uberhaupt volop in zijn/haar taalontwikkeling komt te zitten. Als ouder maak je keuzes daarin. 1 van die keuzes is of er 1 of beide talen worden aangeboden.

Wat is beter: NmG of NGT?

Allereerst: wat is het verschil tussen NmG (Nederland met Gebaren) en NGT (Nederlandse Gebarentaal)? NmG is een taalsysteem en geen taal. Het is het gebruiken van gebaren om je gesproken Nederlands al sprekende te ondersteunen. Hiermee hoop je meer duidelijkheid te geven aan het gesproken Nederlands. Cruciaal is wel dat het dove/slechthorende kind het gesproken Nederlands wel al stevig beheerst. Als dit het geval niet is, kun je als ouder de plank volledig mis slaan met het gebruiken van NmG. Daarnaast ondersteunt NmG de nuances van het gesproken Nederlands niet.  Als het kind nog geen Nederlands beheerst zullen de ondersteunende gebaren niet meer zijn dan wat wat losse gebaren. De inhoud van het gesprek gaat verloren.

De Nederlandse Gebarentaal (NGT) is een echte, natuurlijke taal. Hiermee kun je je kind een normale taalontwikkeling laten doormaken. Het kind heeft 100% toegang tot de taal. Het biedt zeker veel meer toegang dan de gesproken taal. Bij gesproken taal gaat door het gehoorverlies infomatie verloren. NGT is visueel en volledig toegankelijk. Bij NGT gaat de emotionele lading niet verloren. Kinderen met gehoorproblemen missen vaak de emotie binnen de communcatie. Dit kan eventueel tot allerlei sociaal-emotionele problemen leiden

Wat beter is hangt eigenlijk af van de situatie en de kennis die de gebruikers hebben van beide talen. Beheersen beide gebruikers zowel de gesproken taal als de gebarentaal dan kan er geswitcht worden tussen de talen. Er kan gebruikt worden per moment wat prettig is.

Als het kind de gesproken taal nog niet beheerst en nog midden in zijn/haar taalontwikkeling zit, is niet duidelijk wat er wel/niet ‘binnen’ komt met NmG. Die onduidelijkheid is er niet met NGT.

We willen ons kind graag tweetalig laten opgroeien, hoe kunnen we dat doen?

Dat kan door vanaf het begin meteen bewust te kiezen voor het inzetten van Nederlandse Gebarentaal (NGT). Als ouder betekent dit: het zelf volgen van cursussen, naar diverse ouderactiviteiten gaan, investeren in contacten met andere ouders met hun dove/slechthorende kinderen, het inzetten van een dove/slechthorende gebarentaalvaardige oppas(sen) en nog veel meer. Nederlandse Gebarentaal moet regelmatig aangeboden worden. Dit kan door NGT te gebruiken bij het voorlezen, naar kinderactiviteiten te gaan, bewust NGT te gebruiken aan tafel, het inzetten van een tolk bij familieactiviteiten zodat het dove/slechthorende kind alles optimaal kan volgen, het samen kijken naar de Jeugdjournaal met tolk enzovoorts enzovoorts.

Waar/ hoe kan ik gebarentaal leren?

Bij de audiologische centra en de instellingen voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen worden in principe gebarentaalcursussen speciaal voor ouders geven. Dit in zowel NGT als NmG. Echter is het aanbod van de NGT oudercursussen de afgelopen jaren afgenomen. De oudermodules zijn vervangen door de wat meer algemeen gerichte modules. Waarom dat zo is, is ons ook niet duidelijk. Juist voor ouders is het belangrijk om gerichte, specifieke, pedagogische gebarentaal te kunnen leren zodat dat toegepast kan worden in de opvoeding thuis.

Om ouders toch de mogelijkheid te geven gebarentaal te leren, is stichting infoDeSK begonnen met het werven van geldfondsen. We doen dit in samenwerking met Signhands die 7 oudermodules heeft ontwikkeld genaamd “Wij Gebaren”. Deze modules bevat pedagogisch-didactische gebarentaalhandvatten voor ouders die kinderen hebben in de leeftijd van 0 tot 12 jaar.

Wij vinden het lastig om een goede cursus gebarentaal te krijgen. Zijn die er en hoe kan ik eraan meedoen?

Dat het lastig is klopt. De cursussen zijn er wel, maar de audiologische centra en  instellingen voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen bieden op dit moment geen/nauwelijks de mogelijkheid aan ouders om deze te volgen.

Daarom is stichting InfoDeSK begonnen met het werven van fondsen om de cursussen zelf voor de ouders toegankelijk te maken. Ze doen dit in samenwerking met Signhands die 7 oudermodules heeft ontwikkeld genaamd “Wij Gebaren”. Deze modules bevat pedagogisch-didactische gebarentaalhandvatten voor ouders die kinderen hebben in de leeftijd van 0 tot 12 jaar.

Bestaat er een gebarentaalcursus voor dove kinderen en hun horende klasgenootjes?

Ja, in samenwerking met Signhands is in 2015 dankzij financiële steun van Fonds 1818 het “Handenlab” ontwikkeld. Het Handenlab is een cursus gebarentaal van 20 lessen voor dove/slechthorende kinderen plus hun horende vrienden. Dit kunnen vrienden van school of sport of de buurt zijn. Een doof/slechthorend kind nodigt dan een aantal vrienden uit om mee te doen. Als het om klasgenoten gaat die meedoen leert de ervaring dat als een paar kinderen kunnen gebaren, de rest van de klas het uiteindelijk toch wel overneemt. Zo wordt het dove of slechthorende kind meer gezien in de klas. Er wordt meer rekening gehouden met hem/haar. Het mes snijdt hier aan 2 kanten: a)Het helpt het dove/slechthorende kind beter te integreren en b) horende kinderen begrijpen beter hoe je met een doof/ slechthorende klasgenoot moet omgaan.

Ja, in samenwerking met Signhands is in 2015 dankzij financiële steun van Fonds 1818 het “Handenlab” ontwikkeld. Het Handenlab is een cursus gebarentaal van 20 lessen voor dove/slechthorende kinderen plus hun horende vrienden. Dit kunnen vrienden van school of sport of de buurt zijn. Een doof/slechthorend kind nodigt dan een aantal vrienden uit om mee te doen. Als het om klasgenoten gaat die meedoen leert de ervaring dat als een paar kinderen kunnen gebaren, de rest van de klas het uiteindelijk toch wel overneemt. Zo wordt het dove of slechthorende kind meer gezien in de klas. Er wordt meer rekening gehouden met hem/haar. Het mes snijdt hier aan 2 kanten: a)Het helpt het dove/slechthorende kind beter te integreren en b) horende kinderen begrijpen beter hoe je met een doof/ slechthorende klasgenoot moet omgaan.

Hoe houdt mijn kind zijn / haar gebarentaal op niveau binnen de reguliere school/ passend onderwijs?

Een zeer actuele vraag.

Steeds meer dove en slechthorende leerlingen gaan naar het reguliere onderwijs. Een deel wil graag gebruik maken van een tolk, omdat de hoormogelijkheden te beperkt zijn om met enkel gesproken taal het onderwijs te volgen.

Om de tolk te kunnen blijven volgen moet de gebarentaal op peil worden gehouden. Er is dus les nodig. Denkbeelden en visies binnen de instellingen voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen zijn hier erg verdeeld over. Dit komt tot uiting in het wel/niet aanbieden van deze mogelijkheid.

Daarnaast wordt gebarentaalles, als eigenlijk een onderwijsbehoefte, gezien als zorg. Om deze reden bieden niet alle onderwijsinstellingen gebarentaalles aan.

Ontwikkelingsperspectief(OPP)

Wie maakt het OntwikkelingPerspectiefPlan (OPP)?

Het OPP moet worden opgesteld door de school. Maar in de meeste gevallen weet de school te weinig over doof of slechthorendheid. Daarom moeten ouders met hun ervaringsdeskundigheid aanvullen. In het ideale geval vult de IB’er, samen met ouders, het OPP in. De AB’er heeft geen rol in het opstellen mits zij wordt gevraagd/betrokken om te ondersteunen bij het schrijven van een OPP.

Stel dat ik externe hulp wil, kan dat?

Ja, dat kan. Als er in het OPP doelen staan die niet worden behaald door de huidige begeleiding, kan er externe hulp worden aangevraagd. Hetzelfde geldt voor als blijkt dat de school en/of de AB’er zelf niet de benodigde kennis of vaardigheden in huis heeft. Het belangrijkste is dat een kind door kan met zijn/haar leerbehoeften. Externe hulp mag ook een persoon of een organisatie zijn van buiten de instellingen. De instellingen zelf streven naar zo min mogelijk externe hulp. De stichting is zeer ervaren in het ondersteunen van ouders die externe hulp willen maar dit niet direct krijgen.

Heb ik als ouder inspraak op het OPP van mijn kind?

Ja op verschillende manieren. Als ouders moet je de informatie leveren over de beperking van je kind. Je moet duidelijk maken wat het gehoorverlies betekent in het dagelijks leven van je kind en wat mogelijk de problemen kunnen zijn waar de school tegen gaat lopen.

Daarnaast heb je instemmingsrecht over het handelingsdeel van het OPP. Dat betekent dat je mee mag bepalen wat de juiste begeleiding is.

Wat zijn goede doelen om te zetten in een OPP?

Goede doelen om te zetten in een OPP zijn doelen op gebied van: sociaal emotionele ontwikkeling, afspraken rondom het bevorderen van sociaal emotioneel betrokkenheid (beurtelings buiten spelen, buddy voor het dove/slechthorende kind), het zo visueel mogelijk maken van de leerstof, rekening houden met wat het kind mist aan auditieve informatie en dit ondervangen, begrijpend lezen, afspraken rondom het optimaliseren van communicatie (bijvoorbeeld een tolk in de klas, solo, duidelijk aankijken, aantikken), in geval van een achterstand afspraken rondom welke doelen er voorlopig gesteld worden (op individueel niveau naar het kind zelf kijken, dus niet op groepsniveau) en energieverdeling (bijvoorbeeld wat te doen als een kind vermoeid lijkt).

Hier (link) kun je een voorbeeld OPP zien.

De stichting organiseert ook regelmatig workshops over hoe het OPP geschreven/ingevuld kan worden. Doel is dat ouders zelf kennis krijgen hierover. Zelf de regie kunnen houden en hun eigen dove/slechthorende kind goed kunnen volgen in zijn/haar ontwikkeling op school.

Mijn kind haalt de leerdoelen van de groep niet. Wat nu?

Dan moeten de partijen om de tafel gaan zitten. Kan het kind nog mee met de groep? Is dat haalbaar? Er moet gekeken worden naar de haalbaarheid van de doelen die tot dusver zijn beschreven in de OPP en het groepsplan (document voor de hele klas). Als het lastig is om de groepsdoelen te behalen moeten er aangepaste doelen worden opgesteld en beschreven in het OPP. Er moet ook beschreven worden hoe dit wordt aangepakt en wie het op zich neemt.

Mocht het blijken dat de achterstanden steeds groter worden, is het ook mogelijk om vervolgens te denken aan een individuele leerlijn. Vaak haalt dit een doof/slechthorend kind juist uit de achterstanden omdat er vanuit het niveau van het kind wordt gewerkt op eigen tempo. Er zijn kinderen die op den duur de achterstanden weer inhalen en op groepsniveau komen. Dat kan komen doordat er meer tussenstappen zijn ingebouwd en/of de ‘druk’ bij een kind om te moeten presteren met de groep mee dan wordt weggehaald. Lees voor meer een artikel uit De Nieuwe Leraar (link artikel Bella).

De stichting is zeer ervaren in leerdoelen, OPP’s, aangepaste doelen en individuele leerlijnen. Zij heeft ook expertise in huis om leerniveau van dove/slechthorende kinderen te kunnen vaststellen waarna er aangepaste doelen kunnen worden opgesteld en/of een alternatief leerlijn kan worden voorgesteld. De stichting ondersteunt ouders in de communicatie met school en AB diensten hierover.

Mijn kind krijgt begeleiding maar de doelen worden niet gehaald. Hoe nu verder?

Het is belangrijk om het OPP goed bij te houden. Als blijkt dat de doelen in het OPP niet worden gehaald dan kan ervoor gekozen worden om nog een periode door te gaan tot de eerstvolgende tussenevaluatie. Blijkt daar dat de doelen alsnog niet behaald zijn is het belangrijk om niet langer te wachten maar meteen te bedenken hoe de doelen dan wel gehaald kunnen worden. Soms kan dit betekenen dat er aanpassingen in doelen nodig zijn. Soms is de begeleiding op dat moment niet voldoende en moet er andere begeleiding worden aangetrokken om alsnog de gestelde doelen te gaan behalen. Belangrijk is dat de gestelde doelen passen bij het kind dus niet lager gesteld gaan worden omdat er gedacht wordt dat het lastig is om het e.e.a. te behalen.

Mijn kind komt eigenlijk best goed mee in de klas. Zijn er dan toch zaken waar we rekening mee moeten houden?

Ja natuurlijk! Het kind blijft wel altijd doof en/of slechthorend. Het kind zal altijd een eigen, andere weg moeten volgen om tot dezelfde resultaten als zijn/haar klasgenoten te kunnen komen.

Het haalt juist druk weg door steeds bewust te zijn van het bovenstaande en dit bewust te communiceren richting de school. Een doof/slechthorend kind zal bijvoorbeeld altijd hard moeten werken om alles te kunnen volgen. Belangrijk is dan om de omstandigheden zo goed mogelijk te regelen (rustige plek, weinig lawaai, goed naar bord/juf/tolk kunnen kijken)enzovoorts. Een doof/slechthorend kind zal altijd veel energie verbruiken om mee te doen. Belangrijk is dan om rustmomenten in te lassen, ervoor te zorgen dat de juf/meester weet dat het kind soms (over)vermoeid kan zijn, extra tijd te regelen voor de toetsen, waar mogelijk te zorgen voor visueel materiaal zodat er geen auditieve overbelasting is.

Tolken

Mag mijn kind een tolk gebarentaal inzetten op school?

Ja. Via de website van het UWV kun je een aanvraag doen.

Hier is het volgende voor nodig:

  • audiogram (gemeten zonder apparatuur)
  • schoolinschrijving (behalve een instellingschool voor kinderen met een auditieve beperking. Hier kan geen tolk worden ingezet.)
  • een urenrooster van de school

Het komt nog wel een voor dat ouders te maken krijgen met personen van het UWV die niet volledig op de hoogte zijn van de regelgeving rondom de tolkvoorziening. Dit kan leiden tot bijvoorbeeld te weinig uren. Meldt dit aan middels ons meldpunt. Wij verzamelen deze meldingen en sturen ze periodiek door naar het UWV.

Hoe weten we dat ons kind de tolk op school (nog/wel)kan volgen?

Dat weet je als ouders zelf niet. Het beste is om een native persoon mee te laten kijken.

Het is zeer belangrijk voor de toegang tot informatie en het leren dat een kind hoe dan ook, rechtstreeks of via een tolk, de leerkracht en zijn/haar klasgenoten kan volgen. Dat betekent: a) begrip van gebarentaal, b) onderhoud van gebarentaal en c) het kunnen leren kijken naar hoe er naar een tolk gekeken moet worden. Het kan bijvoorbeeld al erg helpen als er een korte periode training wordt gegeven aan het kind. De stichting heeft expertise op dit gebied. Contact ons voor meer informatie.

Hoe vind ik een goede getrainde tolk voor onderwijs? Is er een lijst met gespecialiseerde tolken?

Ja, we hebben een lijst van getrainde tolken voor het onderwijs zowel PO als VO.

De stichting werkt samen met native experts die met regelmaat cursussen geven aan tolken die werken/ graag willen gaan werken in het onderwijs. Op de lijst staat ook voor welke niveau/type onderwijs deze tolken kunnen worden ingezet. Regelmatig zijn er terugbijeenkomsten waar er opnieuw wordt gekeken naar vaardigheden en niveau van de tolken.

De lijst kun je hier (link) vinden.

Hoe houdt mijn kind zijn / haar gebarentaal op niveau binnen de reguliere school/ passend onderwijs?

Een zeer actuele vraag.

Steeds meer dove en slechthorende leerlingen gaan naar het reguliere onderwijs. Een deel wil graag gebruik maken van een tolk, omdat de hoormogelijkheden te beperkt zijn om met enkel gesproken taal het onderwijs te volgen.

Om de tolk te kunnen blijven volgen moet de gebarentaal op peil worden gehouden. Er is dus les nodig. Denkbeelden en visies binnen de instellingen voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen zijn hier erg verdeeld over. Dit komt tot uiting in het wel/niet aanbieden van deze mogelijkheid.

Daarnaast wordt gebarentaalles, als eigenlijk een onderwijsbehoefte, gezien als zorg. Om deze reden bieden niet alle onderwijsinstellingen gebarentaalles aan.

Ambulante begeleiding (AB’er)

Wat zou een AB’er kunnen doen voor mijn kind?

Een ambulante begeleider (AB’er) komt vanuit de instelling voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen. Als uit het OPP blijkt dat er een leerbehoefte is die de school niet zelf kan invullen, kan de school het kind aanmelden bij de instelling. De instelling zal eerst kijken of het kind in aanmerking komt voor een arrangement. Of dat er voor de school een consultatie en advies (C&A) wordt opgestart. De AB’er is het contact tussen de school, ouders en de instelling.

In het geval van een C&A zal de AB’er de school uitleg geven over de dove of slechthorende leerling. De leerkracht krijgt handvatten voor in de klas. Er wordt geen directe begeleiding gegeven aan het kind. De school gaat het dus zelf verder oppakken. Mocht uiteindelijk toch blijken dat het kind in de problemen komt, kan het C&A een begintpunt zijn voor verdere begeleiding.

In het geval van een arrangement heeft de AB’er meer middelen om ondersteuning te bieden. Dit kan op vele manieren. Er is niet echt een blauwdruk. Echter is er 1 regel: in de ondersteuning moeten de leerbehoeften centraal staan. Daarin zijn er verschillende mogelijkheden:

A) De AB’er kan een begeleider of meerdere begeleiders van/binnen de school (of van het samenwerkingsverband) aansturen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een leerkracht, een klasseassistente die uren vrijgemaakt heeft gekregen om een doof/slechthorend kind te begeleiden, een RT’er of een IB’er.

B) De AB’er kan haar eigen expertise gebruiken om rechtstreekse begeleiding te geven aan het kind.

De AB’er zorgt voor de communicatie tussen de school, ouders en de instelling. Ze is betrokken bij de arrangementaanvragen, praat mee met de evaluatiegesprekken ed. Ze kan ook de specifieke wensen van de ouders voor het kind ondersteunen richting de school. Bijvoorbeeld uitleggen waarom ouders graag een tolk willen inzetten voor het kind op school. Feitelijk fungeert een AB’er als een spin  in het web tijdens het gehele traject.

Ons kind krijgt te weinig begeleiding. Kunnen we meer uren aanvragen?

Dit kan mits het duidelijk wordt vanuit wat er beschreven staat in het OPP. Als blijkt dat de leerbehoefte niet/niet voldoende volgende worden ingevuld kan er meer begeleiding worden aangevraagd. Dat kan ook als de doelen die staan in het OPP niet/niet voldoende worden behaald. Daarom is het OPP een belangrijk document. Hierin kan alles goed bijgehouden en vastgelegd worden.

Wat kan ik doen als ik het niet eens ben met de aanpak van een AB’er?

Dit is een heel lastig punt en daar kunnen we helaas geen pasklare antwoord op geven. De ervaring leert dat klachten indienen bij de instelling waar de AB’er vandaan komt niet helpt. Ook moet je zien te voorkomen dat je ongenoegen over de AB’er niet zijn weerslag vindt binnen de school. Dit komt je kind niet net goede en kan de relatie met de school verstoren. Het beste is om samen met de school naar oplossing te zoeken. Als de school de kant van de AB’er kiest wordt kans nog kleiner dat je iets aan de situatie kan veranderen.

Mocht het toch niet lukken kan je beginnen om de onderwijsconsulent in te schakelen. Zij kunnen onafhankelijk bemiddelen tussen de partijen. Zij hebben echter weinig inhoudelijke kennis van doof of slechthorendheid.

De stichting kan je als ouder ondersteunen, door mee te gaan bij gesprekken om extra uitleg te geven over doof of slechthorendheid en over de specifieke situatie met jouw kind.

Omdat passend onderwijs aan dove en slechthorende leerlingen helemaal buiten de samenwerkingsverbanden valt loop je in het geval van klachten al snel tegen muren op. De organisaties die ouders moeten ondersteunen in dit soort gevallen weten niks over deze groep en hoe het voor hen is geregeld.

Stel dat ik externe hulp wil, kan dat?

Ja, dat kan. Als er in het OPP doelen staan die niet worden behaald door de huidige begeleiding, kan er externe hulp worden aangevraagd. Hetzelfde geldt voor als blijkt dat de school en/of de AB’er zelf niet de benodigde kennis of vaardigheden in huis heeft. Het belangrijkste is dat een kind door kan met zijn/haar leerbehoeften. Externe hulp mag ook een persoon of een organisatie zijn van buiten de instellingen. De instellingen zelf streven naar zo min mogelijk externe hulp. De stichting is zeer ervaren in het ondersteunen van ouders die externe hulp willen maar dit niet direct krijgen.

Mijn kind krijgt begeleiding maar de doelen worden niet gehaald. Hoe nu verder?

Het is belangrijk om het OPP goed bij te houden. Als blijkt dat de doelen in het OPP niet worden gehaald dan kan ervoor gekozen worden om nog een periode door te gaan tot de eerstvolgende tussenevaluatie. Blijkt daar dat de doelen alsnog niet behaald zijn is het belangrijk om niet langer te wachten maar meteen te bedenken hoe de doelen dan wel gehaald kunnen worden. Soms kan dit betekenen dat er aanpassingen in doelen nodig zijn. Soms is de begeleiding op dat moment niet voldoende en moet er andere begeleiding worden aangetrokken om alsnog de gestelde doelen te gaan behalen. Belangrijk is dat de gestelde doelen passen bij het kind dus niet lager gesteld gaan worden omdat er gedacht wordt dat het lastig is om het e.e.a. te behalen.

Mijn kind komt eigenlijk best goed mee in de klas. Zijn er dan toch zaken waar we rekening mee moeten houden?

Ja natuurlijk! Het kind blijft wel altijd doof en/of slechthorend. Het kind zal altijd een eigen, andere weg moeten volgen om tot dezelfde resultaten als zijn/haar klasgenoten te kunnen komen.

Het haalt juist druk weg door steeds bewust te zijn van het bovenstaande en dit bewust te communiceren richting de school. Een doof/slechthorend kind zal bijvoorbeeld altijd hard moeten werken om alles te kunnen volgen. Belangrijk is dan om de omstandigheden zo goed mogelijk te regelen (rustige plek, weinig lawaai, goed naar bord/juf/tolk kunnen kijken)enzovoorts. Een doof/slechthorend kind zal altijd veel energie verbruiken om mee te doen. Belangrijk is dan om rustmomenten in te lassen, ervoor te zorgen dat de juf/meester weet dat het kind soms (over)vermoeid kan zijn, extra tijd te regelen voor de toetsen, waar mogelijk te zorgen voor visueel materiaal zodat er geen auditieve overbelasting is.

Ik voel mij als ouder niet gehoord, kan iemand mij ondersteunen?

De stichting InfoDeSK kan je ondersteunen. Bij vragen over vroeg- behandeling, instellingen, onderwijs kortom alles rondom doof en slechthorendheid.

Sociaal emotionele ontwikkeling en gedrag

Zijn er cursussen over doof/sh specifieke zaken voor ouders? Zodat we kennis krijgen over hoe we ons dove/slechthorende kind gericht en zo goed mogelijk kunnen opvoeden?

Nee, er zijn niet direct cursussen over hoe een doof/slechthorend kind op te voeden. Vaak geeft de gezinsbegeleiding in de eerste levensjaren al gaandeweg informatie. Later kunnen ouders meer informatie indirect krijgen via deelname aan oudercursussen gebarentaal. Als ouders zitten met opvoedingsvragen kan er uiteraard altijd contact gezocht worden met de zorgafdeling van de eigen instelling in de regio. Ook kunnen er vragen worden neergelegd bij de Ambulante Dienstverlening als het kind in het regulier onderwijs zit. De Ambulante Begeleiding kan dan verder verwijzen. Dit betekent vaak wel langer wachten. Daarom kan er altijd contact worden gezocht met stichting InfoDeSK. Wij hebben eigen experts in huis op gebied van doofheid/slechthorendheid en opvoeding. Ook organiseren we bijeenkomsten en workshops met thema´s gerelateerd hieraan.

Stel dat ik externe hulp wil, kan dat?

Ja, dat kan. Als er in het OPP doelen staan die niet worden behaald door de huidige begeleiding, kan er externe hulp worden aangevraagd. Hetzelfde geldt voor als blijkt dat de school en/of de AB’er zelf niet de benodigde kennis of vaardigheden in huis heeft. Het belangrijkste is dat een kind door kan met zijn/haar leerbehoeften. Externe hulp mag ook een persoon of een organisatie zijn van buiten de instellingen. De instellingen zelf streven naar zo min mogelijk externe hulp. De stichting is zeer ervaren in het ondersteunen van ouders die externe hulp willen maar dit niet direct krijgen.

Mijn kind komt eigenlijk best goed mee in de klas. Zijn er dan toch zaken waar we rekening mee moeten houden?

Ja natuurlijk! Het kind blijft wel altijd doof en/of slechthorend. Het kind zal altijd een eigen, andere weg moeten volgen om tot dezelfde resultaten als zijn/haar klasgenoten te kunnen komen.

Het haalt juist druk weg door steeds bewust te zijn van het bovenstaande en dit bewust te communiceren richting de school. Een doof/slechthorend kind zal bijvoorbeeld altijd hard moeten werken om alles te kunnen volgen. Belangrijk is dan om de omstandigheden zo goed mogelijk te regelen (rustige plek, weinig lawaai, goed naar bord/juf/tolk kunnen kijken)enzovoorts. Een doof/slechthorend kind zal altijd veel energie verbruiken om mee te doen. Belangrijk is dan om rustmomenten in te lassen, ervoor te zorgen dat de juf/meester weet dat het kind soms (over)vermoeid kan zijn, extra tijd te regelen voor de toetsen, waar mogelijk te zorgen voor visueel materiaal zodat er geen auditieve overbelasting is.

Is elk doof/sh kind anders of is er een overlap in hoe ze leren?

Ieder doof/sh kind is anders. Wel is er een overlap in hoe ze leren.

Overigens is het beter om te focussen op wat dove/slechthorende kinderen kunnen in plaats van niet kunnen. Niet/minder kunnen horen is niet het belangrijkste. Dat is hoe het onderwijs ingericht kan worden zodat het wel/goed kunnen voorop komt te staan. Dove/slechthorende kinderen hebben een aantal heel sterke punten zoals dat ze erg visueel zijn ingesteld. Deze sterke punten kunnen prima gebruikt dan wel ingezet worden.

Voorbeelden van overlap zijn:

  • Dove/sh kinderen zijn veel visueler ingesteld.
  • Hoe visueler materiaal dus is, hoe beter
  • Omdat door het gehoorverlies niet alle klanken goed gehoord kunnen worden kost het leren spellen en lezen moeite.
  • Door het gehoorverlies worden niet alle woorden goed opgevangen, daarom is de woordenschat van een gemiddeld doof/slechthorend kind vaak beperkt(er).
  • Het begrijpend lezen kost vaak meer moeite dan technisch lezen. Inhoudelijk kunnen woorden, zinsdelen of zinnen niet (goed) begrepen worden.
  • Talige rekensommen (verhaalsommen/redactiesommen) kunnen lastiger zijn door het begrijpend lezen.
  • Kennis van de wereld is vaak beperkt(er)/kleiner doordat er minder opgevangen wordt via het gehoor. Dit moet dus expliciet aangeboden worden om zeker te weten dat het wel binnen komt.
  • Door belasting op zowel visuele als auditieve kanaal kan het leren meer energie kosten.

Heb je specifieke vragen over hoe anders het leren op een bepaald vlak kan zijn?  Contact ons.

Vaak wordt gezegd dat dove en slechthorende kinderen zich sociaal emotioneel anders ontwikkelen. Wat is dan dat “anders”?

Horende kinderen hebben via het gehoor ongelimiteerd en 100% toegang tot gesprekken, informatie, emotiewoorden en intonatie van mensen. Daaraan kunnen ze gevoelens en situaties verbinden. Dove kinderen hebben die toegang niet. Door het gehoorverlies missen ze veel van deze specifieke sociaal-emotionele input. Dat zorgt logischerwijs voor gaten in het begrijpen van emoties, situaties en mensen. Ook met de Cochleaire Implantaten is de toegang toch anders omdat geluid vervormd wordt (het wordt veel metaliger bijvoorbeeld). Intonatie en nuancering is dan heel lastig te verstaan. Ook de CI kinderen hebben dus aanvulling en begeleiding nodig hierin.

Mijn kind denkt in de toekomst te kunnen gaan horen. Hoe gaan we hiermee om?

Door ervoor te zorgen dat je kind een goed gevoel krijgt bij dat hij/zij sowieso anders is en niet horend wordt. Vertel hem/haar dat hij/zij zo al goed is. Dat een CI of een gehoorapparaat helpt om meer/beter te kunnen horen maar dat het helemaal horend worden niet gaat lukken. Bijna alle kinderen maken het door dat ze zichzelf gaan afvragen of ze horend worden. Sommige kinderen zijn er stellig van overtuigd dat het echt gaat gebeuren zodra ze volwassen zijn. Het kan als een shock komen als blijkt dat dit niet het geval is. Vang het op met veel begrip en leer je kind zichzelf te accepteren. Wat niet werkt is zeggen dat je niet weet of dat gaat gebeuren hier en nu (technologische innovaties in de toekomst daarbuiten gelaten). Dat kan voor een breuk zorgen in het zelfvertrouwen bij het kind waar heel lastig overheen te komen is.

Mijn kind neemt graag de leiding en wil de regie houden. Maar voor andere kinderen is dit niet altijd leuk. Hoe ga je daarmee om?

Dit komt zeker in de jonge jaren heel veel voor. We horen heel vaak: “mijn kind is erg aanwezig, speelt de baas, wil alles regelen enz”.  Zeker als het kind naar een reguliere school gaat, is dit een aandachtspunt. Het kan als vervelend en/of raar gedrag worden gezien door klasgenootjes waarna er sociale uitsluiting ontstaat.

Wat is de reden dat dove/ sh kinderen dat gedrag vertonen van alles willen “controllen”? Omdat het kind vaak de communicatie tussen de andere kinderen mist, is het voor hen gemakkelijker om de situatie in eigen hand te nemen. Dan weet het kind zeker dat wat er gaat gebeuren en kan hij/zij blijven “meedoen”.

Op een gegeven moment moet het kind uitgelegd worden dat het zo niet werkt. Dat in samenspel ook ruimte moet zijn voor de inbreng van een ander. Hier komt dus communicatie om de hoek kijken. Het is van belang dat het kind hier goed in wordt begeleid. Niet zozeer het “hoe pas ik me aan aan de groep?”. Maar meer: “hoe ga ik om met het gemis van informatie, maar zorg ik ervoor dat ik toch mee kan doen?” Het kind moet strategieeen leren (toepassen) op dit gebied.

Zijn er dingen waarvan je kunt zeggen: “dat is typisch doof?” Hoe maak ik onderscheid in wat doofgerelateerd is en wat niet?

Ja, er zijn dingen die kenmerkend zijn voor het doofzijn. Deze dingen zijn vooral terug te zien in gedrag en sociaal-emotionele uiten. Ouders kunnen een workshop volgen hierover. Wil je dit ook? Meld je dan aan via contactlink.

Ook zijn er cultuurbepaalde zaken die typisch doof zijn zoals willen aankijken, aantikken bij het roepen, wapperen met de handen als aandacht nodig is en het lichtknopje gebruiken om iemand te roepen.

Je hoort meer en meer dat dove / slechthorende kinderen vaker gedragsproblemen vertonen dan horende kinderen. Is dat ook echt het geval?

Nee. Dove of slechthorende kinderen hebben niet meer gedragsstoornissen dan horende kinderen.

Dove en slechthorende kinderen missen de hele dag informatie. In de klas is het al behoorlijk puzzelen om de instructie van de leerkracht te volgen. Als er tijdens de les iets gebeurt in de klas, bijvoorbeeld als er een discussie onstaat tussen 2 kinderen dan wordt dit door het kind gemist.  Als tijdens de pauze hier een vervolg op komt, kan het zijn dat het kind hier raar op reageert. Dat komt niet omdat hij/zij niet weet hoe zich te gedragen, maar omdat hij/zij een heel stuk van de situatie heeft gemist. Ook nu weer heeft hij/zij moeten puzzelen.

Het komt vaak voor dat kinderen dus gedrag vertonen dat niet aansluit bij het gedrag wat je “normaal” zou verwachten. Dit komt niet door een stoornis. Het komt door gemis aan informatie waardoor ze de plank volledig misslaan. Te vaak wordt dit gezien als kenmerken van kinderen met een gedragsstoornis met alle gevolgen van dien.

Hoe ga je om met dit probleem? Een leerkracht moet signaleren wanneer deze situaties zich voordoen en dit samen met het kind plus een expert op dit gebied bespreken. Het kind moet zich bewust worden dat hij/zij over de gehele dag informatie mist waardoor het kan gebeuren dat niet alles lijkt zoals het is. Hij/zij moet zich bewust worden van het feit dat hij/zij vaker zal moeten proberen om als nog uitleg te krijgen over een bepaalde gebeurtenis, of juist om sommige dingen maar te laten voor wat ze zijn. Dit is soms een harde keuze, maar het is een onderdeel van het leren omgaan met je gehoorverlies. Niet alle informatie kan opgepikt worden. Dat kost veel te veel inspanning en energie. Keuzes leren maken kan juist prettig werken.

Toetsen(oa Cito’s) en regels

Welke regels zijn er rondom citotoetsen voor kinderen met een auditieve beperking?

Op de website van CITO staan de meeste actuele regels als het gaat om de afname van de citotoetsen. Ook kinderen die geen arrangement krijgen mogen gebruik maken van deze regels, ze zijn immers nog steeds auditief beperkt.

Zorg er als ouders dus voor dat je de school hierover informeert. Je kan dit als onderdeel binnen het OPP opnemen, zodat er elk jaar weer rekening mee wordt gehouden.

Wat is het verschil tussen normale cito’s en speciaal onderwijs cito’s?

Speciaal onderwijs cito’s zijn aangepast qua taalgebruik, vormgeving/layout en moeilijkheidsgraad van de losse opdrachten. Deze cito’s kunnen en mogen ook gebruikt worden in het regulier onderwijs voor dove/slechthorende kinderen. Er kan hiervoor gekozen worden bijvoorbeeld omdat de reguliere cito’s per leerjaar echt zijn ingeschaald op het niveau van dat leerjaar. Dat betekent dat er soms hele pittige teksten, talige opgaven enzovoorts zijn. Dat kan niet altijd even handig zijn voor dove/slechthorende kinderen. Vraag bij de AB’er naar de mogelijkheid om speciale cito’s te gebruiken.

Mijn dove / slechthorende kind zit op school van een zorginstelling. Hij / zij zit in een groep waar veel/ de meeste kinderen TOS hebben. Kan dat wel?

Nee dat kan niet.

Kinderen met TOS zijn anders. Zij hebben een informatieverwerkingsprobleem in de hersenen. Vaak horen ze wel goed maar wordt de informatie niet goed verwerkt. Dat is een heel ander probleem dan dove/slechthorende kinderen die niet/niet voldoende kunnen horen. Dove/slechthorende kinderen hebben geen informatieprobleem in de hersenen.

Door de informatieverwerkingsproblemen in de hersenen hebben TOS kinderen hele andere leerbehoeften ten opzichte van dove of slechthorende kinderen. Als je als doof of slechthorend kind binnen een klas in de minderheid (of alleen tussen TOS kinderen) zit is dit niet wenselijk. Het kan ervoor zorgen dat het dove/slechthorende kind heel ander onderwijs krijgt dan dat hij/zij nodig heeft.

Ondanks dat de leerkracht zal proberen om de verschillen in taalaanbod te bewerkstelligen, zal het kind als zijnde in de minderheid, toch de kans lopen om onder te sneeuwen.

Helaas is dit ondersneeuwen aan de orde van de dag. De meeste scholen binnen de instellingen voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen zijn TOS scholen met hier en daar een dove of slechthorende leerling geplaatst.

De stichting pleit nadrukkelijk voor het scheiden van doof/slechthorend van TOS.

Horen met hoorapparatuur

Wat hoort mijn kind met de aquakit in het water/ tijdens zwemles?

Helaas is dat niet heel erg veel. Sowieso hoort het kind met de CI minder omdat er een bescherming over het CI gaat. Verder is een zwembad niet echt een plek met de juiste akoestiek. Er is enorm veel ruis. Gelukkig kan er eenvoudig een tolk worden ingezet. Deze gaat in het begin vaak ook mee het water in. Beheerst je kind geen gebaren dan is het handig om een geduldige zweminstructeur te zoeken die met veel uitleg en voordoen de les visueel kan maken.

Waarom is het goed om te weten wat mijn kind hoort in a) stilte en b) ruis?

Er is een beduidend verschil tussen de twee testen. Een gehoortest dat “in stilte” wordt afgenomen betekent dat er gebruik wordt gemaakt van een afgesloten, geisoleerde testkamer. Er kan dan geen geluid van buitenaf naar binnen komen. De testuitslagen m.a.w. hoeveel procent een kind kan horen lijkt dan vaak heel gunstig. Veel kinderen kunnen dan 50% tot 90% horen. Een gehoortest “in ruis” is een test dat afgenomen wordt in een normale geluidsomgeving. Vaak laten kinderen dan resultaten zien van 20% tot 50%. Er zit dus een groot verschil tussen een ideale situatie zonder lawaai en een situatie met lawaai. In het leven zal een doof/slechthorend kind zelden in een ideale situatie komen zonder lawaai. Bijvoorbeeld in een schoolklas is er altijd (veel) lawaai. Juist dan is het goed om te weten hoeveel je kind hoort en dus ook meteen hoeveel hij/zij dus niet (!) hoort/ mist. Daarop kun je dan inspringen als ouders. Er kan dan veel realistischer gekeken worden naar hoeveel/welke aanpassingen er nodig zijn. Advies: vraag dus altijd om deze twee testen in het ziekenhuis of bij het audiologisch centrum! Als er maar 1 test wordt afgenomen, is dat altijd de test “in stilte”. Juist die andere test is ook hard nodig.

Divers

Waar vind ik leuke activiteiten voor dove/slechthorende kinderen?

Op de website dovenagenda.nl staan alle activiteiten voor doven en slechthorenden bij elkaar.

Waar kan ik andere ouders ontmoeten met doof/sh kind?

Oudercontact is van onschatbare waarde als je te maken krijgt met een doof/slechthorend kind. Maar waar vind je andere ouders? Via de sociale media is het tegenwoordig mogelijk om snel contacten te leggen. Er zijn verschillende Facebookpagina’s waar ouders regelmatig onderling contact hebben. Oudergroep van dove kinderen (openbaar)en Ouders van een doof / slechthorend kind (besloten) zijn hier goede voorbeelden van. Ook tijdens het bezoeken van  verschillende dovenactiviteiten ontmoeten ouders elkaar. Het mes snijdt dan aan 2 kanten. De kinderen kunnen met elkaar een leuke activiteit doen terwijl ouders met elkaar ervaringen kunnen uitwisselen.

Lezen

Mijn kind leest technisch op niveau. Hoe kan het dat begrijpend lezen niet goed gaat?

Dat komt omdat bij technisch lezen gaat om het puur oplezen van de woorden. Dit kan makkelijk geoefend worden. Het begrijpend lezen is lezen op een diepere laag: kinderen die gehoorverlies hebben, horen veel minder context zowel in woordenschat als in hele gesprekken of teksten. Bovendien kunnen ze niet zoals horende kinderen dat wel kunnen deze context verbinden aan wat ze lezen in een boek. Het blijven twee losse delen voor dove/slechthorende kinderen. Ze kennen veel minder woorden, uitdrukkingen en zinskoppelingen op betekenisniveau. Het is nodig om expliciet training te geven hierin zodat strategieen aangeleerd kunnen worden om toch alsnog die verbanden te maken en om toch zelf op zoek te gaan naar betekenissen.

Doof/slechthorend versus TOS

Tijdens de laatste logopedische test scoorde mijn kind niet goed. Nu wordt gedacht dat er ook spraak/taalontwikkelingsstoornis (TOS) is. Hoe zit dit nu precies?

Logopedische testen zijn testen gemaakt voor horende kinderen. Zij gaan dus uit van een “normale gesproken taalontwikkeling” vanaf geboorte.

Dove en slechthorende kinderen hebben sowieso geen normale gesproken taalontwikkeling vanaf geboorte door het gehoorverlies. Zij hebben altijd een achterstand. Als de gehoorproblematiek wordt ontdekt, kan daar pas op worden ingespeeld. Alleen is achterstand niet zo snel weggewerkt. Daarbij komt dat kunnen praten geen garantie is voor dat de taalontwikkeling op orde is. Als een jong doof of slechthorend kind in het begin goed scoort op een logopedische test,  kan dat omdat er taalontwikkelingstechnisch nog niet heel veel gevraagd wordt. Naarmate het kind ouder wordt, worden de testen ook moeilijker. Eventuele achterstanden komen dan toch naar boven.

Als logopedische testen teruglopen moet in eerste instantie altijd worden gekeken naar een achterstand in de Nederlandse taal en niet naar TOS. Natuurlijk is er een mogelijke kans dat een doof of slechthorend kind ook een TOS heeft, maar dat is procentueel niet meer dan bij normaal horende kinderen. Als het kind ook de gebarentaal beheert en daar wel een leeftijdsadequate ontwikkeling in doormaakt, is TOS sowieso uitgesloten. Want dat betekent dat de taalontwikkeling dus wel op gang is gekomen.

Let dus altijd op dat een achterstand in een taal niet wordt verward met TOS!

Mijn dove / slechthorende kind zit op school van een zorginstelling. Hij / zij zit in een groep waar veel/ de meeste kinderen TOS hebben. Kan dat wel?

Nee dat kan niet.

Kinderen met TOS zijn anders. Zij hebben een informatieverwerkingsprobleem in de hersenen. Vaak horen ze wel goed maar wordt de informatie niet goed verwerkt. Dat is een heel ander probleem dan dove/slechthorende kinderen die niet/niet voldoende kunnen horen. Dove/slechthorende kinderen hebben geen informatieprobleem in de hersenen.

Door de informatieverwerkingsproblemen in de hersenen hebben TOS kinderen hele andere leerbehoeften ten opzichte van dove of slechthorende kinderen. Als je als doof of slechthorend kind binnen een klas in de minderheid (of alleen tussen TOS kinderen) zit is dit niet wenselijk. Het kan ervoor zorgen dat het dove/slechthorende kind heel ander onderwijs krijgt dan dat hij/zij nodig heeft.

Ondanks dat de leerkracht zal proberen om de verschillen in taalaanbod te bewerkstelligen, zal het kind als zijnde in de minderheid, toch de kans lopen om onder te sneeuwen.

Helaas is dit ondersneeuwen aan de orde van de dag. De meeste scholen binnen de instellingen voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen zijn TOS scholen met hier en daar een dove of slechthorende leerling geplaatst.

De stichting pleit nadrukkelijk voor het scheiden van doof/slechthorend van TOS.

Wat is een ‘instelling voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen’ (voorheen cluster 2)?

Een instelling voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen is een school of een dienst speciaal voor dove/slechthorende/TOS kinderen. Dit wordt ook wel de Cluster2 genoemd. De instellingen zijn Kentalis, Auris, Vitus-Zuid, Viertaal. Binnen deze vier zijn er andere scholen/organisaties. Zo hoort Taalbrug bijvoorbeeld bij Vitus-Zuid. Een instelling heeft van de overheid het geld en de opdracht gekregen om zelf passend onderwijs voor onze kinderen in te vullen en te borgen. Daarom staan onze kinderen buiten het samenwerkingsverband. Het is een aparte regeling vanuit de overheid. Hier is voor gekozen omdat de expertise rondom dove en slechthorende kinderen van oudsher bij de instellingen ligt. Men was bang dat als doof en slechthorend binnen het samenwerkingsverband zou gaan vallen, geld en expertise zouden “verdampen”.

Waar vind ik leuke activiteiten voor dove/slechthorende kinderen?

Op de website dovenagenda.nl staan alle activiteiten voor doven en slechthorenden bij elkaar.

Kan mijn dove/slechthorende kind naar een reguliere school?

Sinds 2015 is de wet passend onderwijs van kracht. Dit betekent dat elk kind naar een gewone reguliere school kan.  Het vinden van de juiste school is soms nog wel een zoektocht. Daarom is het van belang dat je je er goed op voorbereidt. Zorg vooraf dat je duidelijk in kaart hebt wat nodig is voor jou kind. Klik voor meer informatie hier.

Is er een type reguliere school dat goed werkt voor dove/slechthorende kinderen?

Nee, er is geen bepaald type reguliere school dat goed werkt. Ieder kind is weer anders. Het is in ieder geval belangrijk om een doof/slechthorend kind duidelijk structuur te geven. Voor dove/slechthorende kinderen die goed zelfstandig kunnen leren en werken kan het prettig zijn om te kiezen voor Montessori-onderwijs. Dat heeft ook als voordeel dat niet de hele dag gefocust hoeft te worden op de leerkracht en/of de tolk. Voor dove/slechthorende kinderen die niet zo goed zelfstandig kunnen werken kan het fijn zijn om gewoon klassikaal onderwijs te volgen. Over het algemeen geldt dat onderwijs in ieder geval duidelijk moet zijn voor het dove/slechthorende kind in wat hij/zij moet doen.

We zoeken een reguliere basisschool voor ons kind. Is er een checklist die we mee kunnen nemen voor de eerste gesprek(ken)?

Voor de checklist klik hier (in de maak). Verder is het heel belangrijk dat het hele team van de school achter de komst van het dove / slechthorende kind staat. Het kind moet minimaal 8 jaar  daar heen en dat moet voor iedereen duidelijk zijn.

We hebben een reguliere school gevonden. Echter is men afhoudend omdat ze denken dat gebrek aan expertise rondom doofheid/slechthorendheid lastig zal zijn. Is het nodig dat een school zelf expertise heeft?

De kans is klein dat er zich een doof of slechthorend kind meldt op een reguliere school. Soms zit er 10 jaar tussen het ene en het volgende kind. De opgebouwde expertise verdwijnt dan ook weer snel. De school moet zich ervan bewust zijn dat het in sommige leerbehoeften niet kan voorzien en moeten er open voor staan om expertise van buitenaf binnen te halen.

Wat kunnen we van een reguliere school zelf vragen qua ondersteuning?

Als de school samen met de ouders een OPP opstelt zullen daar automatisch de onderwijsbehoeften uit voortvloeien. De school kan dan kijken of ze zelf daarin kan voorzien. Of dat het nodig is om daarvoor hulp van buitenaf aan te trekken. De hulp voor deze kinderen komt normaliter van een  instelling voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen. Het is afhankelijk van waar je woont welke instelling wordt toegewezen voor het regelen van de gewenste hulp. Als blijkt dat zij ook niet de gewenste hulp kunnen bieden, dan is het mogelijk om verder te kijken. Naar bijvoorbeeld wat een samenwerkingsverband of de gemeente kan betekenen.

Wat houdt een ‘arrangement’ in? Hoe weet ik dat die arrangement past bij mijn kind?

Als een reguliere school het kind aanmeldt bij een  instelling voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen zullen zij aan hand van eigen richtlijnen kijken of het kind in aanmerking komt voor een arrangement. De “hoogte” van het arrangement wordt bepaald door oa de hoormogelijkheden, communicatieve zelfredzaamheid ed. Kinderen die voornamelijk “dooffunctionerend” zijn, krijgen vaak een medium arrangement. Kinderen die slechthorend functioneren krijgen vaak een licht arrangement. Wat het arrangement nu precies inhoudt is niet helder. Elke ambulante begeleidingsdienst vult dat weer anders in. Daarom is het van belang dat je het duidelijk hebt/krijgt voor jezelf als ouder wat voor jouw kind nodig is. Leidend zijn de leerbehoeften van het kind centraal. Dus het gaat niet om wat de beschikbare mogelijkheden zijn binnen een arrangement, bij een bepaalde instelling of dienst. Het gaat erom wat je kind nodig heeft. Ook als dat valt buiten de mogelijkheden die aangereikt worden.

Mijn kind komt niet of niet meer in aanmerking voor een arrangement, wat nu?

Dit is een vreemde situatie maar komt helaas steeds vaker voor. In basis is een OPP (OntwikkelingsPerspectiefPlan) leidend voor de leerbehoeften en dus ondersteuning van het kind. School en ouders stellen dit OPP samen op. Echter kan het gebeuren dat de richtlijnen van de instellingen bepalen dat het kind niet meer in aanmerking komt voor een arrangement. Dit komt omdat de richtlijnen uitgaan van hoormogelijkheden. En zodanig niet kijken naar de leerbehoeften die voor elk kind weer anders zijn. Er is geen “standaardmaat”. Het gaat niet zozeer om wat een kind hoort, wat de hoormogelijkheden zijn. Het gaat erom wat een kind niet kan horen en dus wat er aan informatie gemist wordt. Dat laatste kan beschouwd worden als een probleem. En bepaalt dus wat de leerbehoefte is. Als er geen arrangement afgegeven wordt zal de school andere mogelijkheden moeten zoeken om toch in de leerbehoeften van het kind te kunnen voorzien. De school heeft namelijk een zorgplicht via vastlegging in de OPP. Hier blijkt dus hoe belangrijk het OPP is. Als er een goed OPP ligt, inclusief duidelijke onderbouwde doelen, moet het uitgevoerd worden. Partijen die andere mogelijkheden kunnen bieden zijn bijvoorbeeld de samenwerkingsverband of de gemeente.

Wat is de procedure als ik hoor dat mijn kind doof/slechthorend is (negatieve uitslag na gehoorscreening)? Waar vind ik informatie hierover?

Alles rondom de neonatale gehoorscreening staat beschreven op de website van de RIVM. De bedoeling van deze screening is om zo snel mogelijk hoorproblemen te traceren zodat er vervolgens een interventieplan opgesteld kan worden. Binnen 6 maanden moet er plan van aanpak zijn, mocht duidelijk zijn dat de hoorproblemen blijvend zijn. Er kunnen (flinke) vertragingen ontstaan. Er zijn bijvoorbeeld meerdere ouderervaringen van op de wachtlijst komen te staan voor vervolgonderzoeken. Via de site van de RIVM vind je alle informatie en contactgegevens hoe je in dat geval dan kunt handelen. Ook kan je het probleem bij ons meldpunt aanmelden.

Wat als er heel lang gewacht moet worden op een hoortoestel of CI?

Dat betekent dat het kind gedurende het wachten geen of weinig toegang heeft tot gesproken taal. De taalontwikkeling komt dus in het gedrang. Om dit te voorkomen en dus toch een goede start te kunnen maken is het handig om de Nederlandse Gebarentaal (NGT) in te zetten. Dan komt taalontwikkeling tenminste zeker weten op gang. Het taalgebied in de hersenen maakt overigens geen onderscheid tussen gesproken taal of gebarentaal. Het is dus belangrijk dat je als ouders zo snel mogelijk toegang krijgt tot oudercursussen NGT. Het audiologisch centrum zou deze toegang moeten regelen. Sommige audiologische centra raden oudercursussen NmG (Nederlands ondersteund met Gebaren) aan. Echter is NmG een systeem waarin het gesproken Nederlands qua woordvolgorde hier en daar wordt ondersteund met een gebaar. Dit is lastig omdat er nog geen basis ligt van het gesproken Nederlands. Dus hoe kun je dan NmG goed gebruiken? Cruciaal is dat er eerst een taalbasis komt te liggen. Juist dat kan met een tweetalige benadering: via het visuele van NGT het gesproken Nederlands aanbieden. In ieder geval is het af te raden om te wachten met taalaanbod tot er CI operatie/ plaatsing van hoortoestellen mogelijk is. Alle tijd dat gewacht wordt (en dus niets ondernomen wordt qua taalontwikkeling) is verloren tijd.

Wat hoort mijn kind met de aquakit in het water/ tijdens zwemles?

Helaas is dat niet heel erg veel. Sowieso hoort het kind met de CI minder omdat er een bescherming over het CI gaat. Verder is een zwembad niet echt een plek met de juiste akoestiek. Er is enorm veel ruis. Gelukkig kan er eenvoudig een tolk worden ingezet. Deze gaat in het begin vaak ook mee het water in. Beheerst je kind geen gebaren dan is het handig om een geduldige zweminstructeur te zoeken die met veel uitleg en voordoen de les visueel kan maken.

Waarom is het goed om te weten wat mijn kind hoort in a) stilte en b) ruis?

Er is een beduidend verschil tussen de twee testen. Een gehoortest dat “in stilte” wordt afgenomen betekent dat er gebruik wordt gemaakt van een afgesloten, geisoleerde testkamer. Er kan dan geen geluid van buitenaf naar binnen komen. De testuitslagen m.a.w. hoeveel procent een kind kan horen lijkt dan vaak heel gunstig. Veel kinderen kunnen dan 50% tot 90% horen. Een gehoortest “in ruis” is een test dat afgenomen wordt in een normale geluidsomgeving. Vaak laten kinderen dan resultaten zien van 20% tot 50%. Er zit dus een groot verschil tussen een ideale situatie zonder lawaai en een situatie met lawaai. In het leven zal een doof/slechthorend kind zelden in een ideale situatie komen zonder lawaai. Bijvoorbeeld in een schoolklas is er altijd (veel) lawaai. Juist dan is het goed om te weten hoeveel je kind hoort en dus ook meteen hoeveel hij/zij dus niet (!) hoort/ mist. Daarop kun je dan inspringen als ouders. Er kan dan veel realistischer gekeken worden naar hoeveel/welke aanpassingen er nodig zijn. Advies: vraag dus altijd om deze twee testen in het ziekenhuis of bij het audiologisch centrum! Als er maar 1 test wordt afgenomen, is dat altijd de test “in stilte”. Juist die andere test is ook hard nodig.

Waar kan ik andere ouders ontmoeten met doof/sh kind?

Oudercontact is van onschatbare waarde als je te maken krijgt met een doof/slechthorend kind. Maar waar vind je andere ouders? Via de sociale media is het tegenwoordig mogelijk om snel contacten te leggen. Er zijn verschillende Facebookpagina’s waar ouders regelmatig onderling contact hebben. Oudergroep van dove kinderen (openbaar)en Ouders van een doof / slechthorend kind (besloten) zijn hier goede voorbeelden van. Ook tijdens het bezoeken van  verschillende dovenactiviteiten ontmoeten ouders elkaar. Het mes snijdt dan aan 2 kanten. De kinderen kunnen met elkaar een leuke activiteit doen terwijl ouders met elkaar ervaringen kunnen uitwisselen.

Zijn er cursussen over doof/sh specifieke zaken voor ouders? Zodat we kennis krijgen over hoe we ons dove/slechthorende kind gericht en zo goed mogelijk kunnen opvoeden?

Nee, er zijn niet direct cursussen over hoe een doof/slechthorend kind op te voeden. Vaak geeft de gezinsbegeleiding in de eerste levensjaren al gaandeweg informatie. Later kunnen ouders meer informatie indirect krijgen via deelname aan oudercursussen gebarentaal. Als ouders zitten met opvoedingsvragen kan er uiteraard altijd contact gezocht worden met de zorgafdeling van de eigen instelling in de regio. Ook kunnen er vragen worden neergelegd bij de Ambulante Dienstverlening als het kind in het regulier onderwijs zit. De Ambulante Begeleiding kan dan verder verwijzen. Dit betekent vaak wel langer wachten. Daarom kan er altijd contact worden gezocht met stichting InfoDeSK. Wij hebben eigen experts in huis op gebied van doofheid/slechthorendheid en opvoeding. Ook organiseren we bijeenkomsten en workshops met thema´s gerelateerd hieraan.

Moeten we als ouders kiezen tussen gebarentaal en gesproken taal?

Nee, er hoeft niet perse gekozen te worden. Het is geen óf /óf verhaal. Er kan gekozen worden voor én/én. De talen bijten elkaar niet. Dat heeft te maken met auditief input versus visueel input. Het gesproken Nederlands wordt auditief opgevangen. Door gehoorverlies zal dat auditief opvangen nooit 100% zijn. Er zullen altijd gaten zijn. Nederlandse Gebarentaal (NGT) is een visuele taal en wordt met de ogen opgevangen. Er is 100% toegang en er zijn geen gaten. Via NGT kan er een taalbasis worden gelegd juist voor het gesproken Nederlands vanwege de ongelimiteerde toegankelijkheid. Cruciaal is dat een doof/slechthorend kind uberhaupt volop in zijn/haar taalontwikkeling komt te zitten. Als ouder maak je keuzes daarin. 1 van die keuzes is of er 1 of beide talen worden aangeboden.

Wat is beter: NmG of NGT?

Allereerst: wat is het verschil tussen NmG (Nederland met Gebaren) en NGT (Nederlandse Gebarentaal)? NmG is een taalsysteem en geen taal. Het is het gebruiken van gebaren om je gesproken Nederlands al sprekende te ondersteunen. Hiermee hoop je meer duidelijkheid te geven aan het gesproken Nederlands. Cruciaal is wel dat het dove/slechthorende kind het gesproken Nederlands wel al stevig beheerst. Als dit het geval niet is, kun je als ouder de plank volledig mis slaan met het gebruiken van NmG. Daarnaast ondersteunt NmG de nuances van het gesproken Nederlands niet.  Als het kind nog geen Nederlands beheerst zullen de ondersteunende gebaren niet meer zijn dan wat wat losse gebaren. De inhoud van het gesprek gaat verloren.

De Nederlandse Gebarentaal (NGT) is een echte, natuurlijke taal. Hiermee kun je je kind een normale taalontwikkeling laten doormaken. Het kind heeft 100% toegang tot de taal. Het biedt zeker veel meer toegang dan de gesproken taal. Bij gesproken taal gaat door het gehoorverlies infomatie verloren. NGT is visueel en volledig toegankelijk. Bij NGT gaat de emotionele lading niet verloren. Kinderen met gehoorproblemen missen vaak de emotie binnen de communcatie. Dit kan eventueel tot allerlei sociaal-emotionele problemen leiden

Wat beter is hangt eigenlijk af van de situatie en de kennis die de gebruikers hebben van beide talen. Beheersen beide gebruikers zowel de gesproken taal als de gebarentaal dan kan er geswitcht worden tussen de talen. Er kan gebruikt worden per moment wat prettig is.

Als het kind de gesproken taal nog niet beheerst en nog midden in zijn/haar taalontwikkeling zit, is niet duidelijk wat er wel/niet ‘binnen’ komt met NmG. Die onduidelijkheid is er niet met NGT.

We willen ons kind graag tweetalig laten opgroeien, hoe kunnen we dat doen?

Dat kan door vanaf het begin meteen bewust te kiezen voor het inzetten van Nederlandse Gebarentaal (NGT). Als ouder betekent dit: het zelf volgen van cursussen, naar diverse ouderactiviteiten gaan, investeren in contacten met andere ouders met hun dove/slechthorende kinderen, het inzetten van een dove/slechthorende gebarentaalvaardige oppas(sen) en nog veel meer. Nederlandse Gebarentaal moet regelmatig aangeboden worden. Dit kan door NGT te gebruiken bij het voorlezen, naar kinderactiviteiten te gaan, bewust NGT te gebruiken aan tafel, het inzetten van een tolk bij familieactiviteiten zodat het dove/slechthorende kind alles optimaal kan volgen, het samen kijken naar de Jeugdjournaal met tolk enzovoorts enzovoorts.

Waar/ hoe kan ik gebarentaal leren?

Bij de audiologische centra en de instellingen voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen worden in principe gebarentaalcursussen speciaal voor ouders geven. Dit in zowel NGT als NmG. Echter is het aanbod van de NGT oudercursussen de afgelopen jaren afgenomen. De oudermodules zijn vervangen door de wat meer algemeen gerichte modules. Waarom dat zo is, is ons ook niet duidelijk. Juist voor ouders is het belangrijk om gerichte, specifieke, pedagogische gebarentaal te kunnen leren zodat dat toegepast kan worden in de opvoeding thuis.

Om ouders toch de mogelijkheid te geven gebarentaal te leren, is stichting infoDeSK begonnen met het werven van geldfondsen. We doen dit in samenwerking met Signhands die 7 oudermodules heeft ontwikkeld genaamd “Wij Gebaren”. Deze modules bevat pedagogisch-didactische gebarentaalhandvatten voor ouders die kinderen hebben in de leeftijd van 0 tot 12 jaar.

Wij vinden het lastig om een goede cursus gebarentaal te krijgen. Zijn die er en hoe kan ik eraan meedoen?

Dat het lastig is klopt. De cursussen zijn er wel, maar de audiologische centra en  instellingen voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen bieden op dit moment geen/nauwelijks de mogelijkheid aan ouders om deze te volgen.

Daarom is stichting InfoDeSK begonnen met het werven van fondsen om de cursussen zelf voor de ouders toegankelijk te maken. Ze doen dit in samenwerking met Signhands die 7 oudermodules heeft ontwikkeld genaamd “Wij Gebaren”. Deze modules bevat pedagogisch-didactische gebarentaalhandvatten voor ouders die kinderen hebben in de leeftijd van 0 tot 12 jaar.

Bestaat er een gebarentaalcursus voor dove kinderen en hun horende klasgenootjes?

Ja, in samenwerking met Signhands is in 2015 dankzij financiële steun van Fonds 1818 het “Handenlab” ontwikkeld. Het Handenlab is een cursus gebarentaal van 20 lessen voor dove/slechthorende kinderen plus hun horende vrienden. Dit kunnen vrienden van school of sport of de buurt zijn. Een doof/slechthorend kind nodigt dan een aantal vrienden uit om mee te doen. Als het om klasgenoten gaat die meedoen leert de ervaring dat als een paar kinderen kunnen gebaren, de rest van de klas het uiteindelijk toch wel overneemt. Zo wordt het dove of slechthorende kind meer gezien in de klas. Er wordt meer rekening gehouden met hem/haar. Het mes snijdt hier aan 2 kanten: a)Het helpt het dove/slechthorende kind beter te integreren en b) horende kinderen begrijpen beter hoe je met een doof/ slechthorende klasgenoot moet omgaan.

Ja, in samenwerking met Signhands is in 2015 dankzij financiële steun van Fonds 1818 het “Handenlab” ontwikkeld. Het Handenlab is een cursus gebarentaal van 20 lessen voor dove/slechthorende kinderen plus hun horende vrienden. Dit kunnen vrienden van school of sport of de buurt zijn. Een doof/slechthorend kind nodigt dan een aantal vrienden uit om mee te doen. Als het om klasgenoten gaat die meedoen leert de ervaring dat als een paar kinderen kunnen gebaren, de rest van de klas het uiteindelijk toch wel overneemt. Zo wordt het dove of slechthorende kind meer gezien in de klas. Er wordt meer rekening gehouden met hem/haar. Het mes snijdt hier aan 2 kanten: a)Het helpt het dove/slechthorende kind beter te integreren en b) horende kinderen begrijpen beter hoe je met een doof/ slechthorende klasgenoot moet omgaan.

Wat is een ‘instelling voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen’ (voorheen cluster 2)?

Een instelling voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen is een school of een dienst speciaal voor dove/slechthorende/TOS kinderen. Dit wordt ook wel de Cluster2 genoemd. De instellingen zijn Kentalis, Auris, Vitus-Zuid, Viertaal. Binnen deze vier zijn er andere scholen/organisaties. Zo hoort Taalbrug bijvoorbeeld bij Vitus-Zuid. Een instelling heeft van de overheid het geld en de opdracht gekregen om zelf passend onderwijs voor onze kinderen in te vullen en te borgen. Daarom staan onze kinderen buiten het samenwerkingsverband. Het is een aparte regeling vanuit de overheid. Hier is voor gekozen omdat de expertise rondom dove en slechthorende kinderen van oudsher bij de instellingen ligt. Men was bang dat als doof en slechthorend binnen het samenwerkingsverband zou gaan vallen, geld en expertise zouden “verdampen”.

Wat zou een AB’er kunnen doen voor mijn kind?

Een ambulante begeleider (AB’er) komt vanuit de instelling voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen. Als uit het OPP blijkt dat er een leerbehoefte is die de school niet zelf kan invullen, kan de school het kind aanmelden bij de instelling. De instelling zal eerst kijken of het kind in aanmerking komt voor een arrangement. Of dat er voor de school een consultatie en advies (C&A) wordt opgestart. De AB’er is het contact tussen de school, ouders en de instelling.

In het geval van een C&A zal de AB’er de school uitleg geven over de dove of slechthorende leerling. De leerkracht krijgt handvatten voor in de klas. Er wordt geen directe begeleiding gegeven aan het kind. De school gaat het dus zelf verder oppakken. Mocht uiteindelijk toch blijken dat het kind in de problemen komt, kan het C&A een begintpunt zijn voor verdere begeleiding.

In het geval van een arrangement heeft de AB’er meer middelen om ondersteuning te bieden. Dit kan op vele manieren. Er is niet echt een blauwdruk. Echter is er 1 regel: in de ondersteuning moeten de leerbehoeften centraal staan. Daarin zijn er verschillende mogelijkheden:

A) De AB’er kan een begeleider of meerdere begeleiders van/binnen de school (of van het samenwerkingsverband) aansturen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een leerkracht, een klasseassistente die uren vrijgemaakt heeft gekregen om een doof/slechthorend kind te begeleiden, een RT’er of een IB’er.

B) De AB’er kan haar eigen expertise gebruiken om rechtstreekse begeleiding te geven aan het kind.

De AB’er zorgt voor de communicatie tussen de school, ouders en de instelling. Ze is betrokken bij de arrangementaanvragen, praat mee met de evaluatiegesprekken ed. Ze kan ook de specifieke wensen van de ouders voor het kind ondersteunen richting de school. Bijvoorbeeld uitleggen waarom ouders graag een tolk willen inzetten voor het kind op school. Feitelijk fungeert een AB’er als een spin  in het web tijdens het gehele traject.

Ons kind krijgt te weinig begeleiding. Kunnen we meer uren aanvragen?

Dit kan mits het duidelijk wordt vanuit wat er beschreven staat in het OPP. Als blijkt dat de leerbehoefte niet/niet voldoende volgende worden ingevuld kan er meer begeleiding worden aangevraagd. Dat kan ook als de doelen die staan in het OPP niet/niet voldoende worden behaald. Daarom is het OPP een belangrijk document. Hierin kan alles goed bijgehouden en vastgelegd worden.

Wat kan ik doen als ik het niet eens ben met de aanpak van een AB’er?

Dit is een heel lastig punt en daar kunnen we helaas geen pasklare antwoord op geven. De ervaring leert dat klachten indienen bij de instelling waar de AB’er vandaan komt niet helpt. Ook moet je zien te voorkomen dat je ongenoegen over de AB’er niet zijn weerslag vindt binnen de school. Dit komt je kind niet net goede en kan de relatie met de school verstoren. Het beste is om samen met de school naar oplossing te zoeken. Als de school de kant van de AB’er kiest wordt kans nog kleiner dat je iets aan de situatie kan veranderen.

Mocht het toch niet lukken kan je beginnen om de onderwijsconsulent in te schakelen. Zij kunnen onafhankelijk bemiddelen tussen de partijen. Zij hebben echter weinig inhoudelijke kennis van doof of slechthorendheid.

De stichting kan je als ouder ondersteunen, door mee te gaan bij gesprekken om extra uitleg te geven over doof of slechthorendheid en over de specifieke situatie met jouw kind.

Omdat passend onderwijs aan dove en slechthorende leerlingen helemaal buiten de samenwerkingsverbanden valt loop je in het geval van klachten al snel tegen muren op. De organisaties die ouders moeten ondersteunen in dit soort gevallen weten niks over deze groep en hoe het voor hen is geregeld.

Stel dat ik externe hulp wil, kan dat?

Ja, dat kan. Als er in het OPP doelen staan die niet worden behaald door de huidige begeleiding, kan er externe hulp worden aangevraagd. Hetzelfde geldt voor als blijkt dat de school en/of de AB’er zelf niet de benodigde kennis of vaardigheden in huis heeft. Het belangrijkste is dat een kind door kan met zijn/haar leerbehoeften. Externe hulp mag ook een persoon of een organisatie zijn van buiten de instellingen. De instellingen zelf streven naar zo min mogelijk externe hulp. De stichting is zeer ervaren in het ondersteunen van ouders die externe hulp willen maar dit niet direct krijgen.

Wie maakt het OntwikkelingPerspectiefPlan (OPP)?

Het OPP moet worden opgesteld door de school. Maar in de meeste gevallen weet de school te weinig over doof of slechthorendheid. Daarom moeten ouders met hun ervaringsdeskundigheid aanvullen. In het ideale geval vult de IB’er, samen met ouders, het OPP in. De AB’er heeft geen rol in het opstellen mits zij wordt gevraagd/betrokken om te ondersteunen bij het schrijven van een OPP.

Heb ik als ouder inspraak op het OPP van mijn kind?

Ja op verschillende manieren. Als ouders moet je de informatie leveren over de beperking van je kind. Je moet duidelijk maken wat het gehoorverlies betekent in het dagelijks leven van je kind en wat mogelijk de problemen kunnen zijn waar de school tegen gaat lopen.

Daarnaast heb je instemmingsrecht over het handelingsdeel van het OPP. Dat betekent dat je mee mag bepalen wat de juiste begeleiding is.

Wat zijn goede doelen om te zetten in een OPP?

Goede doelen om te zetten in een OPP zijn doelen op gebied van: sociaal emotionele ontwikkeling, afspraken rondom het bevorderen van sociaal emotioneel betrokkenheid (beurtelings buiten spelen, buddy voor het dove/slechthorende kind), het zo visueel mogelijk maken van de leerstof, rekening houden met wat het kind mist aan auditieve informatie en dit ondervangen, begrijpend lezen, afspraken rondom het optimaliseren van communicatie (bijvoorbeeld een tolk in de klas, solo, duidelijk aankijken, aantikken), in geval van een achterstand afspraken rondom welke doelen er voorlopig gesteld worden (op individueel niveau naar het kind zelf kijken, dus niet op groepsniveau) en energieverdeling (bijvoorbeeld wat te doen als een kind vermoeid lijkt).

Hier (link) kun je een voorbeeld OPP zien.

De stichting organiseert ook regelmatig workshops over hoe het OPP geschreven/ingevuld kan worden. Doel is dat ouders zelf kennis krijgen hierover. Zelf de regie kunnen houden en hun eigen dove/slechthorende kind goed kunnen volgen in zijn/haar ontwikkeling op school.

Mijn kind haalt de leerdoelen van de groep niet. Wat nu?

Dan moeten de partijen om de tafel gaan zitten. Kan het kind nog mee met de groep? Is dat haalbaar? Er moet gekeken worden naar de haalbaarheid van de doelen die tot dusver zijn beschreven in de OPP en het groepsplan (document voor de hele klas). Als het lastig is om de groepsdoelen te behalen moeten er aangepaste doelen worden opgesteld en beschreven in het OPP. Er moet ook beschreven worden hoe dit wordt aangepakt en wie het op zich neemt.

Mocht het blijken dat de achterstanden steeds groter worden, is het ook mogelijk om vervolgens te denken aan een individuele leerlijn. Vaak haalt dit een doof/slechthorend kind juist uit de achterstanden omdat er vanuit het niveau van het kind wordt gewerkt op eigen tempo. Er zijn kinderen die op den duur de achterstanden weer inhalen en op groepsniveau komen. Dat kan komen doordat er meer tussenstappen zijn ingebouwd en/of de ‘druk’ bij een kind om te moeten presteren met de groep mee dan wordt weggehaald. Lees voor meer een artikel uit De Nieuwe Leraar (link artikel Bella).

De stichting is zeer ervaren in leerdoelen, OPP’s, aangepaste doelen en individuele leerlijnen. Zij heeft ook expertise in huis om leerniveau van dove/slechthorende kinderen te kunnen vaststellen waarna er aangepaste doelen kunnen worden opgesteld en/of een alternatief leerlijn kan worden voorgesteld. De stichting ondersteunt ouders in de communicatie met school en AB diensten hierover.

Mijn kind krijgt begeleiding maar de doelen worden niet gehaald. Hoe nu verder?

Het is belangrijk om het OPP goed bij te houden. Als blijkt dat de doelen in het OPP niet worden gehaald dan kan ervoor gekozen worden om nog een periode door te gaan tot de eerstvolgende tussenevaluatie. Blijkt daar dat de doelen alsnog niet behaald zijn is het belangrijk om niet langer te wachten maar meteen te bedenken hoe de doelen dan wel gehaald kunnen worden. Soms kan dit betekenen dat er aanpassingen in doelen nodig zijn. Soms is de begeleiding op dat moment niet voldoende en moet er andere begeleiding worden aangetrokken om alsnog de gestelde doelen te gaan behalen. Belangrijk is dat de gestelde doelen passen bij het kind dus niet lager gesteld gaan worden omdat er gedacht wordt dat het lastig is om het e.e.a. te behalen.

Mijn kind komt eigenlijk best goed mee in de klas. Zijn er dan toch zaken waar we rekening mee moeten houden?

Ja natuurlijk! Het kind blijft wel altijd doof en/of slechthorend. Het kind zal altijd een eigen, andere weg moeten volgen om tot dezelfde resultaten als zijn/haar klasgenoten te kunnen komen.

Het haalt juist druk weg door steeds bewust te zijn van het bovenstaande en dit bewust te communiceren richting de school. Een doof/slechthorend kind zal bijvoorbeeld altijd hard moeten werken om alles te kunnen volgen. Belangrijk is dan om de omstandigheden zo goed mogelijk te regelen (rustige plek, weinig lawaai, goed naar bord/juf/tolk kunnen kijken)enzovoorts. Een doof/slechthorend kind zal altijd veel energie verbruiken om mee te doen. Belangrijk is dan om rustmomenten in te lassen, ervoor te zorgen dat de juf/meester weet dat het kind soms (over)vermoeid kan zijn, extra tijd te regelen voor de toetsen, waar mogelijk te zorgen voor visueel materiaal zodat er geen auditieve overbelasting is.

Hoe weten we dat ons kind de tolk op school (nog/wel)kan volgen?

Dat weet je als ouders zelf niet. Het beste is om een native persoon mee te laten kijken.

Het is zeer belangrijk voor de toegang tot informatie en het leren dat een kind hoe dan ook, rechtstreeks of via een tolk, de leerkracht en zijn/haar klasgenoten kan volgen. Dat betekent: a) begrip van gebarentaal, b) onderhoud van gebarentaal en c) het kunnen leren kijken naar hoe er naar een tolk gekeken moet worden. Het kan bijvoorbeeld al erg helpen als er een korte periode training wordt gegeven aan het kind. De stichting heeft expertise op dit gebied. Contact ons voor meer informatie.

Hoe vind ik een goede getrainde tolk voor onderwijs? Is er een lijst met gespecialiseerde tolken?

Ja, we hebben een lijst van getrainde tolken voor het onderwijs zowel PO als VO.

De stichting werkt samen met native experts die met regelmaat cursussen geven aan tolken die werken/ graag willen gaan werken in het onderwijs. Op de lijst staat ook voor welke niveau/type onderwijs deze tolken kunnen worden ingezet. Regelmatig zijn er terugbijeenkomsten waar er opnieuw wordt gekeken naar vaardigheden en niveau van de tolken.

De lijst kun je hier (link) vinden.

Mag mijn kind een tolk gebarentaal inzetten op school?

Ja. Via de website van het UWV kun je een aanvraag doen.

Hier is het volgende voor nodig:

  • audiogram (gemeten zonder apparatuur)
  • schoolinschrijving (behalve een instellingschool voor kinderen met een auditieve beperking. Hier kan geen tolk worden ingezet.)
  • een urenrooster van de school

Het komt nog wel een voor dat ouders te maken krijgen met personen van het UWV die niet volledig op de hoogte zijn van de regelgeving rondom de tolkvoorziening. Dit kan leiden tot bijvoorbeeld te weinig uren. Meldt dit aan middels ons meldpunt. Wij verzamelen deze meldingen en sturen ze periodiek door naar het UWV.

Is elk doof/sh kind anders of is er een overlap in hoe ze leren?

Ieder doof/sh kind is anders. Wel is er een overlap in hoe ze leren.

Overigens is het beter om te focussen op wat dove/slechthorende kinderen kunnen in plaats van niet kunnen. Niet/minder kunnen horen is niet het belangrijkste. Dat is hoe het onderwijs ingericht kan worden zodat het wel/goed kunnen voorop komt te staan. Dove/slechthorende kinderen hebben een aantal heel sterke punten zoals dat ze erg visueel zijn ingesteld. Deze sterke punten kunnen prima gebruikt dan wel ingezet worden.

Voorbeelden van overlap zijn:

  • Dove/sh kinderen zijn veel visueler ingesteld.
  • Hoe visueler materiaal dus is, hoe beter
  • Omdat door het gehoorverlies niet alle klanken goed gehoord kunnen worden kost het leren spellen en lezen moeite.
  • Door het gehoorverlies worden niet alle woorden goed opgevangen, daarom is de woordenschat van een gemiddeld doof/slechthorend kind vaak beperkt(er).
  • Het begrijpend lezen kost vaak meer moeite dan technisch lezen. Inhoudelijk kunnen woorden, zinsdelen of zinnen niet (goed) begrepen worden.
  • Talige rekensommen (verhaalsommen/redactiesommen) kunnen lastiger zijn door het begrijpend lezen.
  • Kennis van de wereld is vaak beperkt(er)/kleiner doordat er minder opgevangen wordt via het gehoor. Dit moet dus expliciet aangeboden worden om zeker te weten dat het wel binnen komt.
  • Door belasting op zowel visuele als auditieve kanaal kan het leren meer energie kosten.

Heb je specifieke vragen over hoe anders het leren op een bepaald vlak kan zijn?  Contact ons.

Vaak wordt gezegd dat dove en slechthorende kinderen zich sociaal emotioneel anders ontwikkelen. Wat is dan dat “anders”?

Horende kinderen hebben via het gehoor ongelimiteerd en 100% toegang tot gesprekken, informatie, emotiewoorden en intonatie van mensen. Daaraan kunnen ze gevoelens en situaties verbinden. Dove kinderen hebben die toegang niet. Door het gehoorverlies missen ze veel van deze specifieke sociaal-emotionele input. Dat zorgt logischerwijs voor gaten in het begrijpen van emoties, situaties en mensen. Ook met de Cochleaire Implantaten is de toegang toch anders omdat geluid vervormd wordt (het wordt veel metaliger bijvoorbeeld). Intonatie en nuancering is dan heel lastig te verstaan. Ook de CI kinderen hebben dus aanvulling en begeleiding nodig hierin.

Mijn kind leest technisch op niveau. Hoe kan het dat begrijpend lezen niet goed gaat?

Dat komt omdat bij technisch lezen gaat om het puur oplezen van de woorden. Dit kan makkelijk geoefend worden. Het begrijpend lezen is lezen op een diepere laag: kinderen die gehoorverlies hebben, horen veel minder context zowel in woordenschat als in hele gesprekken of teksten. Bovendien kunnen ze niet zoals horende kinderen dat wel kunnen deze context verbinden aan wat ze lezen in een boek. Het blijven twee losse delen voor dove/slechthorende kinderen. Ze kennen veel minder woorden, uitdrukkingen en zinskoppelingen op betekenisniveau. Het is nodig om expliciet training te geven hierin zodat strategieen aangeleerd kunnen worden om toch alsnog die verbanden te maken en om toch zelf op zoek te gaan naar betekenissen.

Welke regels zijn er rondom citotoetsen voor kinderen met een auditieve beperking?

Op de website van CITO staan de meeste actuele regels als het gaat om de afname van de citotoetsen. Ook kinderen die geen arrangement krijgen mogen gebruik maken van deze regels, ze zijn immers nog steeds auditief beperkt.

Zorg er als ouders dus voor dat je de school hierover informeert. Je kan dit als onderdeel binnen het OPP opnemen, zodat er elk jaar weer rekening mee wordt gehouden.

Wat is het verschil tussen normale cito’s en speciaal onderwijs cito’s?

Speciaal onderwijs cito’s zijn aangepast qua taalgebruik, vormgeving/layout en moeilijkheidsgraad van de losse opdrachten. Deze cito’s kunnen en mogen ook gebruikt worden in het regulier onderwijs voor dove/slechthorende kinderen. Er kan hiervoor gekozen worden bijvoorbeeld omdat de reguliere cito’s per leerjaar echt zijn ingeschaald op het niveau van dat leerjaar. Dat betekent dat er soms hele pittige teksten, talige opgaven enzovoorts zijn. Dat kan niet altijd even handig zijn voor dove/slechthorende kinderen. Vraag bij de AB’er naar de mogelijkheid om speciale cito’s te gebruiken.

Mijn kind gaat volgend jaar naar het voortgezet onderwijs. Is er een checklist?

Ja. Voor meer informatie klik dan hier.

Tevens heeft de Simea ook alle regels rondom toetsen en examinering voor dove/slechthorende kinderen op een rij gezet.

Wat kan ik doen als ik het niet eens ben met de aanpak van de school?

Als je er met school niet uitkomt zijn er verschillende mogelijkheden. Ten eerste: de AB’er. Als begeleiding vanuit de instelling zou jouw AB’er de wensen van jullie als ouders moeten ondersteunen. Is er geen AB’er of werkt deze niet in je voordeel? Dan kun je een onderwijsconsulent inschakelen. Onderwijsconsulenten werken onafhankelijk. Zij zijn er ter ondersteuning van de ouders. Echter hebben zij geen of nauwelijks verstand van doof of slechthorendheid dus zullen ze ervaring/ kennis nodig hebben. De stichting InfoDeSK heeft al vaker ondersteuning gegeven aan ouders die de gang naar een onderwijsconsulent hebben gemaakt.

Ik voel mij als ouder niet gehoord, kan iemand mij ondersteunen?

De stichting InfoDeSK kan je ondersteunen. Bij vragen over vroeg- behandeling, instellingen, onderwijs kortom alles rondom doof en slechthorendheid.

Mijn kind denkt in de toekomst te kunnen gaan horen. Hoe gaan we hiermee om?

Door ervoor te zorgen dat je kind een goed gevoel krijgt bij dat hij/zij sowieso anders is en niet horend wordt. Vertel hem/haar dat hij/zij zo al goed is. Dat een CI of een gehoorapparaat helpt om meer/beter te kunnen horen maar dat het helemaal horend worden niet gaat lukken. Bijna alle kinderen maken het door dat ze zichzelf gaan afvragen of ze horend worden. Sommige kinderen zijn er stellig van overtuigd dat het echt gaat gebeuren zodra ze volwassen zijn. Het kan als een shock komen als blijkt dat dit niet het geval is. Vang het op met veel begrip en leer je kind zichzelf te accepteren. Wat niet werkt is zeggen dat je niet weet of dat gaat gebeuren hier en nu (technologische innovaties in de toekomst daarbuiten gelaten). Dat kan voor een breuk zorgen in het zelfvertrouwen bij het kind waar heel lastig overheen te komen is.

Tijdens de laatste logopedische test scoorde mijn kind niet goed. Nu wordt gedacht dat er ook spraak/taalontwikkelingsstoornis (TOS) is. Hoe zit dit nu precies?

Logopedische testen zijn testen gemaakt voor horende kinderen. Zij gaan dus uit van een “normale gesproken taalontwikkeling” vanaf geboorte.

Dove en slechthorende kinderen hebben sowieso geen normale gesproken taalontwikkeling vanaf geboorte door het gehoorverlies. Zij hebben altijd een achterstand. Als de gehoorproblematiek wordt ontdekt, kan daar pas op worden ingespeeld. Alleen is achterstand niet zo snel weggewerkt. Daarbij komt dat kunnen praten geen garantie is voor dat de taalontwikkeling op orde is. Als een jong doof of slechthorend kind in het begin goed scoort op een logopedische test,  kan dat omdat er taalontwikkelingstechnisch nog niet heel veel gevraagd wordt. Naarmate het kind ouder wordt, worden de testen ook moeilijker. Eventuele achterstanden komen dan toch naar boven.

Als logopedische testen teruglopen moet in eerste instantie altijd worden gekeken naar een achterstand in de Nederlandse taal en niet naar TOS. Natuurlijk is er een mogelijke kans dat een doof of slechthorend kind ook een TOS heeft, maar dat is procentueel niet meer dan bij normaal horende kinderen. Als het kind ook de gebarentaal beheert en daar wel een leeftijdsadequate ontwikkeling in doormaakt, is TOS sowieso uitgesloten. Want dat betekent dat de taalontwikkeling dus wel op gang is gekomen.

Let dus altijd op dat een achterstand in een taal niet wordt verward met TOS!

Mijn kind neemt graag de leiding en wil de regie houden. Maar voor andere kinderen is dit niet altijd leuk. Hoe ga je daarmee om?

Dit komt zeker in de jonge jaren heel veel voor. We horen heel vaak: “mijn kind is erg aanwezig, speelt de baas, wil alles regelen enz”.  Zeker als het kind naar een reguliere school gaat, is dit een aandachtspunt. Het kan als vervelend en/of raar gedrag worden gezien door klasgenootjes waarna er sociale uitsluiting ontstaat.

Wat is de reden dat dove/ sh kinderen dat gedrag vertonen van alles willen “controllen”? Omdat het kind vaak de communicatie tussen de andere kinderen mist, is het voor hen gemakkelijker om de situatie in eigen hand te nemen. Dan weet het kind zeker dat wat er gaat gebeuren en kan hij/zij blijven “meedoen”.

Op een gegeven moment moet het kind uitgelegd worden dat het zo niet werkt. Dat in samenspel ook ruimte moet zijn voor de inbreng van een ander. Hier komt dus communicatie om de hoek kijken. Het is van belang dat het kind hier goed in wordt begeleid. Niet zozeer het “hoe pas ik me aan aan de groep?”. Maar meer: “hoe ga ik om met het gemis van informatie, maar zorg ik ervoor dat ik toch mee kan doen?” Het kind moet strategieeen leren (toepassen) op dit gebied.

Zijn er dingen waarvan je kunt zeggen: “dat is typisch doof?” Hoe maak ik onderscheid in wat doofgerelateerd is en wat niet?

Ja, er zijn dingen die kenmerkend zijn voor het doofzijn. Deze dingen zijn vooral terug te zien in gedrag en sociaal-emotionele uiten. Ouders kunnen een workshop volgen hierover. Wil je dit ook? Meld je dan aan via contactlink.

Ook zijn er cultuurbepaalde zaken die typisch doof zijn zoals willen aankijken, aantikken bij het roepen, wapperen met de handen als aandacht nodig is en het lichtknopje gebruiken om iemand te roepen.

Je hoort meer en meer dat dove / slechthorende kinderen vaker gedragsproblemen vertonen dan horende kinderen. Is dat ook echt het geval?

Nee. Dove of slechthorende kinderen hebben niet meer gedragsstoornissen dan horende kinderen.

Dove en slechthorende kinderen missen de hele dag informatie. In de klas is het al behoorlijk puzzelen om de instructie van de leerkracht te volgen. Als er tijdens de les iets gebeurt in de klas, bijvoorbeeld als er een discussie onstaat tussen 2 kinderen dan wordt dit door het kind gemist.  Als tijdens de pauze hier een vervolg op komt, kan het zijn dat het kind hier raar op reageert. Dat komt niet omdat hij/zij niet weet hoe zich te gedragen, maar omdat hij/zij een heel stuk van de situatie heeft gemist. Ook nu weer heeft hij/zij moeten puzzelen.

Het komt vaak voor dat kinderen dus gedrag vertonen dat niet aansluit bij het gedrag wat je “normaal” zou verwachten. Dit komt niet door een stoornis. Het komt door gemis aan informatie waardoor ze de plank volledig misslaan. Te vaak wordt dit gezien als kenmerken van kinderen met een gedragsstoornis met alle gevolgen van dien.

Hoe ga je om met dit probleem? Een leerkracht moet signaleren wanneer deze situaties zich voordoen en dit samen met het kind plus een expert op dit gebied bespreken. Het kind moet zich bewust worden dat hij/zij over de gehele dag informatie mist waardoor het kan gebeuren dat niet alles lijkt zoals het is. Hij/zij moet zich bewust worden van het feit dat hij/zij vaker zal moeten proberen om als nog uitleg te krijgen over een bepaalde gebeurtenis, of juist om sommige dingen maar te laten voor wat ze zijn. Dit is soms een harde keuze, maar het is een onderdeel van het leren omgaan met je gehoorverlies. Niet alle informatie kan opgepikt worden. Dat kost veel te veel inspanning en energie. Keuzes leren maken kan juist prettig werken.

Mijn dove / slechthorende kind zit op school van een zorginstelling. Hij / zij zit in een groep waar veel/ de meeste kinderen TOS hebben. Kan dat wel?

Nee dat kan niet.

Kinderen met TOS zijn anders. Zij hebben een informatieverwerkingsprobleem in de hersenen. Vaak horen ze wel goed maar wordt de informatie niet goed verwerkt. Dat is een heel ander probleem dan dove/slechthorende kinderen die niet/niet voldoende kunnen horen. Dove/slechthorende kinderen hebben geen informatieprobleem in de hersenen.

Door de informatieverwerkingsproblemen in de hersenen hebben TOS kinderen hele andere leerbehoeften ten opzichte van dove of slechthorende kinderen. Als je als doof of slechthorend kind binnen een klas in de minderheid (of alleen tussen TOS kinderen) zit is dit niet wenselijk. Het kan ervoor zorgen dat het dove/slechthorende kind heel ander onderwijs krijgt dan dat hij/zij nodig heeft.

Ondanks dat de leerkracht zal proberen om de verschillen in taalaanbod te bewerkstelligen, zal het kind als zijnde in de minderheid, toch de kans lopen om onder te sneeuwen.

Helaas is dit ondersneeuwen aan de orde van de dag. De meeste scholen binnen de instellingen voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen zijn TOS scholen met hier en daar een dove of slechthorende leerling geplaatst.

De stichting pleit nadrukkelijk voor het scheiden van doof/slechthorend van TOS.

Hoe houdt mijn kind zijn / haar gebarentaal op niveau binnen de reguliere school/ passend onderwijs?

Een zeer actuele vraag.

Steeds meer dove en slechthorende leerlingen gaan naar het reguliere onderwijs. Een deel wil graag gebruik maken van een tolk, omdat de hoormogelijkheden te beperkt zijn om met enkel gesproken taal het onderwijs te volgen.

Om de tolk te kunnen blijven volgen moet de gebarentaal op peil worden gehouden. Er is dus les nodig. Denkbeelden en visies binnen de instellingen voor auditief en/of communicatief beperkte leerlingen zijn hier erg verdeeld over. Dit komt tot uiting in het wel/niet aanbieden van deze mogelijkheid.

Daarnaast wordt gebarentaalles, als eigenlijk een onderwijsbehoefte, gezien als zorg. Om deze reden bieden niet alle onderwijsinstellingen gebarentaalles aan.