Vroeg- doof of slechthorendheid

Het tijdperk voor de neonatale gehoorscreening
Dove/slechthorende kinderen kun je grof indelen in twee groepen:

Met “laat-doof”/ “plotsdoof” oftewel “postlinguale doofheid” wordt bedoeld dat het kind doof is geworden vanaf het derde levensjaar. Dus als de ontwikkeling van het gesproken taal al is begonnen. Er is al via het gehoor een goed ontwikkeld auditief systeem aanwezig op het moment dat het kind doof wordt. Het kind heeft al een start gemaakt met een normale taalontwikkeling. En dan wordt het kind doof/steeds meer doof. Dat heeft als gevolg dat hij -door het verlies van het gehoor- minder tot geen toegang meer heeft tot wat hij hoort (c.q. zijn ‘auditieve input’). Dat is “geblokkeerd”. Daarom is er gehoorapparatuur nodig. Wat er “geblokkeerd” is, gaat dan weer open en het kind kan weer bij zijn auditieve input. Hij kan daarbij profiteren van een “geluiden- en taalbibliotheek” omdat alles al eerder aangemaakt en opgeslagen in de hersenen zit.

Dit betekend overigens niet dat deze kinderen weer als horend gezien kunnen worden, met gehoorapparatuur. Afhankelijk van de leeftijd is er misschien nog een hele weg te gaan in de taalontwikkeling. Gehoorapparatuur is nooit een vervanging van voorheen goed werkende oren. Hierdoor kan er achteruitgang in het auditief systeem ontstaan waardoor de werking op den duur minder wordt en ook hier de taalontwikkeling in het gedrang komt. Daarnaast kampen ook deze kinderen dagelijks met het niet horen van auditieve input, waardoor ze informatie missen.  Er is dus zeker een overlap in de problematiek.

Met “vroeg-doof” oftewel “prelinguale doofheid” wordt bedoeld dat het kind doof is geboren of doof geworden voor het derde levensjaar. Dus voordat het de gesproken taal eigen heeft gemaakt. Er is dan geen tot zeer minimaal auditieve input mogelijk. Er is geen eigen “geluiden- en taalbibliotheek” aangemaakt en opgeslagen in de hersenen. Door middel van vroege hoor-revalidatie probeert men het auditief systeem nog enigszins tot ontwikkeling te laten komen. Immers: de hele taalontwikkeling moet nog worden opgestart. Echter is dit opstarten altijd met een beperkt auditief systeem –en ook met een beperkt auditieve input- omdat gehoorapparatuur de kwaliteit van een normaal gehoor lang niet bereikt. Gehoorapparatuur zit altijd ‘onder’ wat een normaal gehoor biedt.

Er is een groot verschil tussen deze twee groepen. Het verschil zit hem in de taalverwerving. Vroeg-dove kinderen moeten veel harder werken en veel meer bergen verzetten om hun taal te kunnen ontwikkelen.

De komst van de neonatale gehoorscreening en de gevolgen. Lees verder.