Voortgezet onderwijs (van 12 tot 18 jaar)
Van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs
Vanaf groep 7 is het al mogelijk om een beetje rond te gaan kijken voor een middelbare school. Inmiddels is dan duidelijk wat de uitstroom zal gaan worden voor het kind, dus kan je gericht gaan zoeken. Eigenlijk gaat dit op dezelfde manier als de basisschool. Kies een school die er open voor staat en waar op teamniveau het besluit wordt genomen dat je kind welkom is.
In het volgende document staat beschreven hoe de overdracht van een kind met extra begeleiding kan worden geregeld van de basisschool naar het voortgezet onderwijs: http://www.steunpuntpassendonderwijs-vo.nl/wp-content/uploads/2014/02/Handreiking-Ontwikkelingsperspectiefplan-OPP-v2.pdf.
Overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs gaat altijd samen met de aanvraag van een nieuw arrangement. Het hele dossier wordt door de basisschool overgedragen aan de zorgcoördinator van de nieuwe school. Als de begeleiding van de afgelopen 8 jaar effectief is geweest dan zal de middelbare school op basis van het overgedragen dossier een nieuwe OPP gaan opstellen.
Zorg in het hele traject dat je als ouders het aanspreekpunt bent van je kind. Het gebeurt nog steeds dat, zodra het bij de instelling bekend is welke vervolgschool er is gekozen ze zonder de ouders al gesprekken gaan voeren met de toekomstige zorgcoördinator. Er zijn zelfs gevallen bekend dat hele begeleiding al was geregeld zonder ouders, OPP enz. Je wordt dan als ouders helemaal buiten spel gezet.
De ouders zijn hier weer de deskundigen die de aanvullende informatie moet geven. Uit het OPP komen de begeleidingsvragen van de school en de leerbehoeften van het kind. Omdat je al 8 jaar verder bent weet je inmiddels wat de sterke en zwakke punten van je kind binnen het onderwijs. Als je in de basisschooltijd een goed OPP hebt opgebouwd, kan de manier van ondersteuning worden gecontinueerd. Het VO hoeft dan niet opnieuw uit te vinden.
Als al het papierwerk op orde is kan de AB weer aanschuiven. Zij zal kijken wat cluster 2 kan bieden aan de school en het kind. Is het arrangement niet toereikend, moeten er naar andere middelen worden gezocht. Niet andersom. Arrangement bepaald niet de invulling van de leerbehoeften.
De overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs is vaak een enorme stap:
- De scholen zijn vaak veel groter;
- Elk uur een ander lokaal;
- Elk uur een andere leerkracht;
- Nieuwe vakken;
- Vreemde talen;
- Grote kantines waar het horen met hoorapparatuur bijna onmogelijk is;
Op sociaal emotioneel gebied verandert er ook heel veel:
- Het kind moet weer nieuwe vriendschappen gaan sluiten;
- De puberteit dient zich aan;
- De vraag van wie ben ik en waar hoor ik bij gaat meer en meer opspelen;
- Het kind gaat op zoek naar zijn eigen identiteit;
Dit vraagt in het begin extra aandacht. Het is aan de ouders om de school hier goed over te informeren. Zij kennen hun kind het best, didactisch maar ook op sociaal emotioneel gebied. Ook weten de ouders precies in welke fase het kind zich op welk moment bevindt. Dovenidentiteit blijft soms iets ongrijpbaars maar is, zeker in deze periode, een onlosmakelijke factor in het kind als geheel. Je kan niet denken, prima dat je doof bent, maar alles wat daarbij hoort dat bewaar je maar voor thuis. Een school is er niet alleen om te leren, maar het vormt je, zeker binnen deze leeftijdsgroep.
Al deze punten kunnen in het OPP worden gezet. Er hoeft niet direct een actie aan gekoppeld te worden, maar elke evaluatie komen ze op deze manier even ter spraken. De mentor van het kind kan hier mogelijk ook een goede rol in spelen. Er zijn VO scholen waar de leerling meerdere jaren onder de hoede van dezelfde mentor blijft. Zo bouwt de leerling een band op met een en dezelfde contactpersoon. De zorgcoördinator van een VO school heeft vaak heel veel dossiers te bewaken en is misschien niet de aangewezen persoon. De AB komt vaak nog maar 1 x per week of 1 x in de 2 weken een half uur. Die tijd wordt vaak gebruikt voor overleg met de zorgcoördinator. De mentor is er bijna altijd en dat maakt het voor het kind veel laagdrempeliger om even op hem af te stappen als er wat is. Andere leerkrachten kunnen ook op deze manier de mentor inzetten bij vragen en/of problemen.
De roep naar een rolmodel wordt steeds groter. Ook contact met andere dove en slechthorende kinderen. Er gebeuren dingen met het kind, die hij misschien even niet met zijn ouders of mentor wil bespreken, maar met iemand die ervaringsdeskundig is. Er zijn verschillende stichtingen die van alles organiseren voor dove en slechthorende jongeren. Sport activiteiten, thema weekenden, kampenen enz. Als je ze als ouders daar een beetje wegwijs in maakt kunnen ze uiteindelijk zelf hun weg naar dove en slechthorende leeftijdsgenoten en rolmodellen vinden.