Veelgestelde vragen

Terug naar overzicht

Sociaal emotionele ontwikkeling en gedrag

Zijn er cursussen over doof/sh specifieke zaken voor ouders? Zodat we kennis krijgen over hoe we ons dove/slechthorende kind gericht en zo goed mogelijk kunnen opvoeden?

Nee, er zijn niet direct cursussen over hoe een doof/slechthorend kind op te voeden. Vaak geeft de gezinsbegeleiding in de eerste levensjaren al gaandeweg informatie. Later kunnen ouders meer informatie indirect krijgen via deelname aan oudercursussen gebarentaal. Als ouders zitten met opvoedingsvragen kan er uiteraard altijd contact gezocht worden met de zorgafdeling van de eigen instelling in de regio. Ook kunnen er vragen worden neergelegd bij de Ambulante Dienstverlening als het kind in het regulier onderwijs zit. De Ambulante Begeleiding kan dan verder verwijzen. Dit betekent vaak wel langer wachten. Daarom kan er altijd contact worden gezocht met stichting InfoDeSK. Wij hebben eigen experts in huis op gebied van doofheid/slechthorendheid en opvoeding. Ook organiseren we bijeenkomsten en workshops met thema´s gerelateerd hieraan.

Stel dat ik externe hulp wil, kan dat?

Ja, dat kan. Als er in het OPP doelen staan die niet worden behaald door de huidige begeleiding, kan er externe hulp worden aangevraagd. Hetzelfde geldt voor als blijkt dat de school en/of de AB’er zelf niet de benodigde kennis of vaardigheden in huis heeft. Het belangrijkste is dat een kind door kan met zijn/haar leerbehoeften. Externe hulp mag ook een persoon of een organisatie zijn van buiten de instellingen. De instellingen zelf streven naar zo min mogelijk externe hulp. De stichting is zeer ervaren in het ondersteunen van ouders die externe hulp willen maar dit niet direct krijgen.

Mijn kind komt eigenlijk best goed mee in de klas. Zijn er dan toch zaken waar we rekening mee moeten houden?

Ja natuurlijk! Het kind blijft wel altijd doof en/of slechthorend. Het kind zal altijd een eigen, andere weg moeten volgen om tot dezelfde resultaten als zijn/haar klasgenoten te kunnen komen.

Het haalt juist druk weg door steeds bewust te zijn van het bovenstaande en dit bewust te communiceren richting de school. Een doof/slechthorend kind zal bijvoorbeeld altijd hard moeten werken om alles te kunnen volgen. Belangrijk is dan om de omstandigheden zo goed mogelijk te regelen (rustige plek, weinig lawaai, goed naar bord/juf/tolk kunnen kijken)enzovoorts. Een doof/slechthorend kind zal altijd veel energie verbruiken om mee te doen. Belangrijk is dan om rustmomenten in te lassen, ervoor te zorgen dat de juf/meester weet dat het kind soms (over)vermoeid kan zijn, extra tijd te regelen voor de toetsen, waar mogelijk te zorgen voor visueel materiaal zodat er geen auditieve overbelasting is.

Is elk doof/sh kind anders of is er een overlap in hoe ze leren?

Ieder doof/sh kind is anders. Wel is er een overlap in hoe ze leren.

Overigens is het beter om te focussen op wat dove/slechthorende kinderen kunnen in plaats van niet kunnen. Niet/minder kunnen horen is niet het belangrijkste. Dat is hoe het onderwijs ingericht kan worden zodat het wel/goed kunnen voorop komt te staan. Dove/slechthorende kinderen hebben een aantal heel sterke punten zoals dat ze erg visueel zijn ingesteld. Deze sterke punten kunnen prima gebruikt dan wel ingezet worden.

Voorbeelden van overlap zijn:

  • Dove/sh kinderen zijn veel visueler ingesteld.
  • Hoe visueler materiaal dus is, hoe beter
  • Omdat door het gehoorverlies niet alle klanken goed gehoord kunnen worden kost het leren spellen en lezen moeite.
  • Door het gehoorverlies worden niet alle woorden goed opgevangen, daarom is de woordenschat van een gemiddeld doof/slechthorend kind vaak beperkt(er).
  • Het begrijpend lezen kost vaak meer moeite dan technisch lezen. Inhoudelijk kunnen woorden, zinsdelen of zinnen niet (goed) begrepen worden.
  • Talige rekensommen (verhaalsommen/redactiesommen) kunnen lastiger zijn door het begrijpend lezen.
  • Kennis van de wereld is vaak beperkt(er)/kleiner doordat er minder opgevangen wordt via het gehoor. Dit moet dus expliciet aangeboden worden om zeker te weten dat het wel binnen komt.
  • Door belasting op zowel visuele als auditieve kanaal kan het leren meer energie kosten.

Heb je specifieke vragen over hoe anders het leren op een bepaald vlak kan zijn?  Contact ons.

Vaak wordt gezegd dat dove en slechthorende kinderen zich sociaal emotioneel anders ontwikkelen. Wat is dan dat “anders”?

Horende kinderen hebben via het gehoor ongelimiteerd en 100% toegang tot gesprekken, informatie, emotiewoorden en intonatie van mensen. Daaraan kunnen ze gevoelens en situaties verbinden. Dove kinderen hebben die toegang niet. Door het gehoorverlies missen ze veel van deze specifieke sociaal-emotionele input. Dat zorgt logischerwijs voor gaten in het begrijpen van emoties, situaties en mensen. Ook met de Cochleaire Implantaten is de toegang toch anders omdat geluid vervormd wordt (het wordt veel metaliger bijvoorbeeld). Intonatie en nuancering is dan heel lastig te verstaan. Ook de CI kinderen hebben dus aanvulling en begeleiding nodig hierin.

Mijn kind denkt in de toekomst te kunnen gaan horen. Hoe gaan we hiermee om?

Door ervoor te zorgen dat je kind een goed gevoel krijgt bij dat hij/zij sowieso anders is en niet horend wordt. Vertel hem/haar dat hij/zij zo al goed is. Dat een CI of een gehoorapparaat helpt om meer/beter te kunnen horen maar dat het helemaal horend worden niet gaat lukken. Bijna alle kinderen maken het door dat ze zichzelf gaan afvragen of ze horend worden. Sommige kinderen zijn er stellig van overtuigd dat het echt gaat gebeuren zodra ze volwassen zijn. Het kan als een shock komen als blijkt dat dit niet het geval is. Vang het op met veel begrip en leer je kind zichzelf te accepteren. Wat niet werkt is zeggen dat je niet weet of dat gaat gebeuren hier en nu (technologische innovaties in de toekomst daarbuiten gelaten). Dat kan voor een breuk zorgen in het zelfvertrouwen bij het kind waar heel lastig overheen te komen is.

Mijn kind neemt graag de leiding en wil de regie houden. Maar voor andere kinderen is dit niet altijd leuk. Hoe ga je daarmee om?

Dit komt zeker in de jonge jaren heel veel voor. We horen heel vaak: “mijn kind is erg aanwezig, speelt de baas, wil alles regelen enz”.  Zeker als het kind naar een reguliere school gaat, is dit een aandachtspunt. Het kan als vervelend en/of raar gedrag worden gezien door klasgenootjes waarna er sociale uitsluiting ontstaat.

Wat is de reden dat dove/ sh kinderen dat gedrag vertonen van alles willen “controllen”? Omdat het kind vaak de communicatie tussen de andere kinderen mist, is het voor hen gemakkelijker om de situatie in eigen hand te nemen. Dan weet het kind zeker dat wat er gaat gebeuren en kan hij/zij blijven “meedoen”.

Op een gegeven moment moet het kind uitgelegd worden dat het zo niet werkt. Dat in samenspel ook ruimte moet zijn voor de inbreng van een ander. Hier komt dus communicatie om de hoek kijken. Het is van belang dat het kind hier goed in wordt begeleid. Niet zozeer het “hoe pas ik me aan aan de groep?”. Maar meer: “hoe ga ik om met het gemis van informatie, maar zorg ik ervoor dat ik toch mee kan doen?” Het kind moet strategieeen leren (toepassen) op dit gebied.

Zijn er dingen waarvan je kunt zeggen: “dat is typisch doof?” Hoe maak ik onderscheid in wat doofgerelateerd is en wat niet?

Ja, er zijn dingen die kenmerkend zijn voor het doofzijn. Deze dingen zijn vooral terug te zien in gedrag en sociaal-emotionele uiten. Ouders kunnen een workshop volgen hierover. Wil je dit ook? Meld je dan aan via contactlink.

Ook zijn er cultuurbepaalde zaken die typisch doof zijn zoals willen aankijken, aantikken bij het roepen, wapperen met de handen als aandacht nodig is en het lichtknopje gebruiken om iemand te roepen.

Je hoort meer en meer dat dove / slechthorende kinderen vaker gedragsproblemen vertonen dan horende kinderen. Is dat ook echt het geval?

Nee. Dove of slechthorende kinderen hebben niet meer gedragsstoornissen dan horende kinderen.

Dove en slechthorende kinderen missen de hele dag informatie. In de klas is het al behoorlijk puzzelen om de instructie van de leerkracht te volgen. Als er tijdens de les iets gebeurt in de klas, bijvoorbeeld als er een discussie onstaat tussen 2 kinderen dan wordt dit door het kind gemist.  Als tijdens de pauze hier een vervolg op komt, kan het zijn dat het kind hier raar op reageert. Dat komt niet omdat hij/zij niet weet hoe zich te gedragen, maar omdat hij/zij een heel stuk van de situatie heeft gemist. Ook nu weer heeft hij/zij moeten puzzelen.

Het komt vaak voor dat kinderen dus gedrag vertonen dat niet aansluit bij het gedrag wat je “normaal” zou verwachten. Dit komt niet door een stoornis. Het komt door gemis aan informatie waardoor ze de plank volledig misslaan. Te vaak wordt dit gezien als kenmerken van kinderen met een gedragsstoornis met alle gevolgen van dien.

Hoe ga je om met dit probleem? Een leerkracht moet signaleren wanneer deze situaties zich voordoen en dit samen met het kind plus een expert op dit gebied bespreken. Het kind moet zich bewust worden dat hij/zij over de gehele dag informatie mist waardoor het kan gebeuren dat niet alles lijkt zoals het is. Hij/zij moet zich bewust worden van het feit dat hij/zij vaker zal moeten proberen om als nog uitleg te krijgen over een bepaalde gebeurtenis, of juist om sommige dingen maar te laten voor wat ze zijn. Dit is soms een harde keuze, maar het is een onderdeel van het leren omgaan met je gehoorverlies. Niet alle informatie kan opgepikt worden. Dat kost veel te veel inspanning en energie. Keuzes leren maken kan juist prettig werken.