Meertaligheid
“Oren en stem of ogen en handen het zijn slechts instrumenten van onze gedachten…”
Over taal raken we niet uitgepraat als het gaat om dove en slechthorende kinderen. Hoe bied je taal aan? Wat is beter? Focussen op alleen het Nederlands? Of het Nederlands en NGT samen? De verhalen zijn soms enorm tegenstrijdig. Wat is nu de kern van het verhaal met betrekking tot taalaanbod?
Taalontwikkeling is behalve via de auditieve weg ook mogelijk met een visuele taal. In Nederland hebben we de Nederlands Gebarentaal (afgekort: NGT). Als een kind vanaf dag 1 een visuele taal krijgt aangeboden verloopt de taalontwikkeling hetzelfde als bij een kind die een gesproken taal krijgt aangeboden. Immers zoals je het hierboven hebt kunnen lezen: de hersenen maken geen onderscheid tussen de talen. Elk taal=aanbod en input.
Wederom is er een enorme verscheidenheid aan verhalen over het wel/niet aanbieden van gebarentaal. Om te beginnen willen we graag enkele onzinnigheden uit de weg te ruimen:
- Gebarentaal en gesproken taal gaan kan niet samen.
Elk horend kind kan op zeer jonge leeftijd 2 of meer gesproken talen tegelijkertijd verwerven. Maar een gesproken en gebarentaal zou elkaar bijten bij dove kinderen? Taal is taal. Of hij nu gesproken of gebaard wordt: de hersenen zien het allemaal als taal. Juist met gebarentaal erbij -waar het kind in veel gevallen wel 100% toegang toe heeft omdat dat gaat via de ogen- kan het kind de gesproken taal beter verwerven. De gebarentaal vormt dan het fundament waarop elke gesproken en geschreven taal neergezet kan worden. - Horende ouders kunnen nooit een goed gebarenniveau bereiken om hun kind een goede basis in gebarentaal te geven.
Het is niet eenvoudig een taal in een andere vorm (in plaats van de oren/mond gebruik je je ogen/handen) eigen te maken. Zeker in het begin moeten er veel “vlieguren” worden gemaakt. Als je als ouder deze vlieguren maakt, kun je een goed niveau bereiken. Dit niveau zal genoeg zijn om je dove/slechthorende kind te stimuleren in zijn/haar taalontwikkeling. Daarnaast kan je kind gebarentaal goed gebruiken voor zijn/haar sociaal-emotionele ontwikkeling. (zie hier meer over de sociaal emotionele ontwikkeling). Bij dove en slechthorende kinderen verloopt de sociaal-emotionele ontwikkeling beduidend anders dan bij horende kinderen. Om het kind goed te kunnen ondersteunen in het sociaal-emotionele ontwikkelen, moeten ouders wel toegang krijgen tot stevige cursussen waar taalverwerving en pedagogische ondersteuning hand in hand gaan. Dat is vaak waar de schoen wrikt. Gelukkig zijn sinds 2011 zulke cursussen. - Welke taal moet je kiezen.
Je hoeft helemaal niet te kiezen. Probeer zoveel mogelijk alles in te zetten. Want of je gebaren of gesproken taal gebruikt: de communicatie binnen het gezin zal sowieso anders worden met een doof of slechthorend kind. Niet alleen de gebarentaal moet van een zeker niveau zijn, ook de auditieve input moet met zo min mogelijk ruis worden aangeboden. Er moet oogcontact zijn. Het kind moet jouw mondbeeld duidelijk kunnen zien. Er moet rustig, duidelijk en goed gearticuleerd worden. Je moet als ouder altijd alert zijn of de boodschap wel/goed is overgekomen. Bijvoorbeeld door terug te vragen wat je heb gezegd. Zeker als de taal complexer wordt gaat hier in het begin heel veel tijd in zitten. Een avond met z’n allen aan de eettafel zal nooit meer zijn als voorheen. Maar: het went! - Wij kiezen NmG als taal.
NmG is geen taal. NmG is een gebarensysteem om het gesproken Nederlands te ondersteunen. Je maakt dus gebaren hier en daar terwijl je praat. Als zowel de ouder als het kind beide talen -dus a)gesproken Nederlands & b)NGT- goed beheersen, kan NmG heel goed als communicatiemiddel worden ingezet. Maar kun je met een gebarensysteem een goede taalontwikkeling bewerkstelligen? Als ouder moet je precies weten wat je moet ondersteunen met gebaren om de boodschap zuiver over te brengen. Zeker als de taalontwikkeling in volle gang is bij je kind. Met NmG volg je de grammatica van het Nederlands maar niet alle woorden worden ondersteund. Dit betekent dat je de gesproken taal aanbiedt waarvan je weet dat hij niet geheel toegankelijk is. Je ondersteunt waar jij denkt wat nodig is: dit zijn losse gebaren zonder samenhang. Helemaal als het kind het gesproken Nederlands van de zin ook niet helemaal begrijpt. Wat doet dat met je taalontwikkeling? Ook hier geldt dat als de taal complexer wordt, je heel alert moet zijn of het kind de boodschap wel meekrijgt. Een goed voorbeeld is een lange zin waarin woorden gebruikt worden die de hele context van een zin ineens kunnen omgooien. Denk aan signaalwoorden als ‘mits’, ‘tenzij’ enzovoorts.
We kunnen zo nog even doorgaan, maar de belangrijkste onjuistheden zijn hier wel benoemd. Kinderen -zeker dove en slechthorende kinderen- hebben een enorm rijk taalaanbod nodig. Zowel in gebaren als gesproken taal. Als ouders moet je je daarom bewust worden wat je aanbiedt aan je kind. Of je het nu in gebaren doet of in gesproken taal: omdat je het met zoveel zorg moet doen, kost het allemaal extra tijd en energie. Echter: het is heel hard nodig. Naast wat je zelf met je kind wilt bespreken, fungeer je als ouder ook als “aanvuller” voor alle auditieve informatie die in de omgeving van het kind aanwezig is, maar die continue bewust of onbewust worden gemist. Je hebt dus een heel verantwoordelijke taal. Jij kunt er als verantwoordelijke voor zorgen dat je kind zijn/haar taal zich goed ontwikkelt.
Een paar voorbeelden:
- kind: wat was dat piepje?:
ouder: de wasmachine. - kind: wat zei papa nou net?
ouder: dat hij zo de auto in de garage gaat zetten. - kind: wat gaat oom Pim nu doen?
ouder: hij gaat naar de wc. - kind: Waarom zit oma nu ineens te huilen?
ouder: oma vertelt dat ze de hond, die vorige week is over is overleden, soms heel erg mist. - kind: ik begrijp helemaal niet waarom mijn broer altijd boos op mij is
ouder: nou dat lijkt maar zo maar hij heeft het al een paar keer aan je gevraagd maar je hebt het niet meegekregen. - kind: ja opa, nee opa, he wat? mama waar heeft opa het over ik snap er helemaal niks van.
ouder: opa waar hadden jullie het over, dan kan ik het even vertalen. - kind: he waarom gaan jullie nu allemaal voor het raam staan?
ouder: we hoorden een raar autogeluid, dus we zijn nieuwsgierig wat het was, kom je ook kijken?