Auditieve beperking

Wat zijn de gevolgen als je kind doof of slechthorend geboren wordt?
Kinderen die voor hun 3e levensjaar problemen krijgen met hun gehoor zullen bijna altijd blijvende beperking ondervinden in de ontwikkeling van hun auditief systeem. Dat betekent dat niet alle geluid, informatie, communicatie doordringt. Niet alles komt via het gehoor en het auditief systeem “binnen” in de hersenen. Er zijn altijd “gaten” aanwezig. Het audiologisch leerboek zegt hier het volgende over:

8.4.1.4(2). Kritieke periodes
De ontwikkeling van een kind is gebaseerd op leerprocessen. Een kind moet leren horen, leren zien, leren spreken enz. Deze leerprocessen gaan gepaard met een toename van zowel het aantal als de specificiteit van de neuronen in de hersenschors. Men spreekt hier van ‘rijping’ (‘maturation’). Deze toename vindt alleen plaats wanneer men geluid en beelden aangeboden krijgt en er op deze gebieden een interactie met de omgeving kan ontstaan. Voor elk zintuigsysteem bestaat er een kritieke periode is waarin stimulatie moet plaatsvinden wil er ontwikkeling zijn. Ontbreekt deze ontwikkeling, dan blijft het zintuigsysteem definitief in een meer of minder rudimentaire staat. Het bekendste voorbeeld is het leren spreken. Een ander voorbeeld is de hoornvlies-(cornea-) transplantatie. Heeft men vanaf de geboorte een cornea defect en wordt dit niet verholpen, dan leidt transplantatie op latere leeftijd tot geen enkele verbetering. Na een defect op latere leeftijd is transplantatie geen enkel probleem.

De invloed van hoorervaringen op de ontwikkeling van het auditief systeem is het grootst tussen 24 weken en 18 – 28 maanden na de geboorte. Voor ‘basale’ functies is vroege stimulatie essentieel, voor ‘hogere’ functies is er een langer ‘window of opportunity’. Zodra de mogelijkheid voor een bepaalde ontwikkeling er is moet er adequaat (d.w.z. passend bij de ontwikkelingsleeftijd) gestimuleerd worden. Voor ‘hogere’ functies is meer en geschikte stimulatie waardevol, voor ‘basale’ functies is een minimale prikkeling al voldoende.

Wanneer de kritieke periode niet wordt benut zal ook de spraak-/taalontwikkeling, die sterk afhankelijk is van een goede auditieve taalinput in het eerste levensjaar, ernstig bemoeilijkt worden. De normale spraak- en taalontwikkeling wordt vanaf het zesde levensjaar geleidelijk aan afgesloten.

Vroeg- doof of slechthorend is meer dan een aantal decibellen niet horen
Als er kritische momenten in de ontwikkeling van het auditief systeem worden gemist, blijft het definitief in een min of meer rudimentaire staat. Dit betekent dat het niet volledig tot ontwikkeling heeft kunnen komen. En dat dit ook niet/nooit meer gaat gebeuren want de ontwikkelingsfase, waarin het ontwikkelen gebeurt, is al voorbij. Het ‘rudimentaire staat’ bepaalt de mate van de auditieve beperking bij vroeg- dove of slechthorende kinderen. Het verlaat toegankelijk maken van auditieve input met apparatuur zal de beperking -de beperking in ontwikkeling van het systeem- nooit (!) kunnen opheffen. Hoeveel decibellen je er uiteindelijk ook tegenover zet. Kinderen zullen in meer of mindere mate geluiden kunnen waarnemen, dat zeker. Maar in hoeverre ze echt gebruik kunnen maken van die auditieve input? Dat verschilt per kind. Daarom is de groep ‘dove en slechthorende kinderen’ zo divers. Tegelijkertijd is er ook veel overlap binnen de groep want veel ontwikkelingen, ervaringen en problemen verlopen hetzelfde.

Plasticiteit van de hersenen
Er wordt veel gesproken over de zogenaamde “plasticiteit” van de hersenen bij jonge kinderen. Inderdaad is die plasticiteit er, maar niet op het gebied van de fysieke ontwikkeling en groei van het oor zelf. Het oor “groeit” anders dan bij horende mensen. Daardoor zal het auditieve functie zich ook anders gaan ontwikkelen. Maar niet getreurd: het brein benutten elk stuk capaciteit. Dus als het auditieve deel van het brein niet of minder worden gebruikt, neemt een ander deel brein het ongebruikte deel over. Bij dove kinderen wordt het onbenutte auditieve brein overgenomen door het visuele brein. Daarom zijn dove kinderen meestal visueel veel meer ontwikkeld. Ze kunnen veel meer en veel beter zien. Ook zijn de andere zintuigen zoals voelen, ruiken, proeven vaak beter ontwikkeld. Auditief beperkt betekent dus niet dat een deel van de hersenen er ongebruikt bij ligt waardoor het kind daadwerkelijk beperkt is. Het wordt “overgenomen” door andere delen. Of ze het ook weer “teruggeven” als er uiteindelijk wel meer auditieve input binnen komt? Dat is dus de grote vraag. Zeker als de kritische periode van auditieve ontwikkeling al voorbij is.

De plasticiteit van de hersenen zit hem vooral in de cognitieve-, sociale- en persoonsontwikkeling. Daar is er wel nog heel veel ontwikkeling mogelijk dat niet belemmerd hoeft te worden door het gehoor; hoeveel je wel of niet hoort maakt niet zozeer uit. Het gaat om dat er genoeg taal wordt ontwikkeld. Voor de taalontwikkeling is het een feit dat de hersenen geen verschil zien in gesproken taal of gebarentaal. De hersenen zien beide talen als gewoon ‘taal’ en als ‘voeding’ voor de taalontwikkeling. Er hoeft geen keuze gemaakt te worden tussen of het Nederlands of de Nederlandse Gebarentaal (NGT). Omdat taal zo belangrijk is voor de gehele ontwikkeling van de mens zal het kind alles wat hij krijgt aangeboden aangrijpen om dat door te laten gaan.

Vroege gehoorscreening
In 2006 is de neonatale gehoorscreening ingevoerd in Nederland. Elk kind krijgt na ongeveer 9 dagen een gehoortest. Als daaruit blijkt dat er problemen zijn met het gehoor, moet er volgens protocol direct een traject worden opgestart. Hierop volgen er meerdere gehoortesten waarbij gekeken wordt wat de mate en de oorzaak van het verlies is. Uitkomsten hiervan worden meegenomen in een begeleidingsplan dat binnen 6 maanden moet klaarliggen. Vervolgens krijgt het kind hoortoestellen of 1 of 2 Cochleaire Implantaten. Zo wordt het kunnen horen vaak nog vlak voor het eerste verjaardag mogelijk gemaakt. Is het hierbovenstaande voldoende om binnen het auditief systeem een volledige ontwikkeling te kunnen bewerkstelligen? Dat is een goede vraag.

Terugkijkend naar het stukje van het Audiologisch Handboek (J: zorgen voor een linkwerking Aud. HB) is te zien dat in de “tijdlijn van het ontwikkelen van het auditief systeem” aangeboden gehoorapparatuur per definitie altijd te laat komt. Baby’s die hoortoestellen of implantaten krijgen hebben geen auditieve referentie. Het afstellen van de gehoorapparatuur is dus een hele kunst. Maar wel nodig om optimaal gebruik te kunnen maken van de auditieve input. Zonder goed afstellen komt wat het kind hoort ook niet goed binnen.

Wat betekent dit alles nu voor de taalontwikkeling? Lees verder.

Wat wordt nu eigenlijk bedoelt met hoormogelijkheden? Lees verder.